In het Franstalige onderwijs wordt de zomervakantie vanaf volgend schooljaar ingekort. Na een lange vakantie, als de leerprikkels vanuit de school wegvallen, blijkt veel leerstof vergeten en een grote groep kinderen haalt dat niet meer in. In Vlaanderen wordt het debat ook gevoerd, maar is de inkorting niet voor meteen. ‘Het zogenaamde zomerverlies is een reëel probleem, maar twee weken minder of meer vakantie zullen het verschil niet maken’, zegt onderwijsspecialist Martin Valcke. ‘Het probleem zit dieper; kinderen hebben ongelijk onderwijs nodig’. 

De Europese Commissie tikte België vorige maand op de vingers over onderwijs. Of een onderwijsloopbaan succesvol afgerond wordt (en kinderen de school verlaten met een diploma, zeg maar), heeft in ons land opvallend veel te maken met de sociaal economische achtergrond en met al dan niet een migratieachtergrond. De kloof is uitgegroeid tot een van de grootste in de EU. ‘Dat zullen we niet oplossen met een discussie over meer of minder zomervakantie’, zegt Valcke.

Zomerverlies

Dat er leerverlies optreedt na de zomervakantie is volgens de onderwijsspecialist normaal en op zich niet problematisch. ‘Uit onderzoek weten we dat na drie tot zeven weken de meeste kinderen het verlies goedgemaakt hebben.

Er is echter een groep bij wie het zomerverlies groter is omdat ze minder leerprikkels krijgen tijdens de vakantie, en die die ook niet inhalen. Ze gaan niet kamp, op reis, naar musea of kindertheater, volgen geen (creatieve) workshops waar andere kinderen ook uit leren.

Die argumenten worden aangehaald pro kortere vakantie, maar leren gebeurt vooral tijdens het schooljaar. Dan ontstaat de kloof, en daar ligt de oplossing.’

LEES OOK > Een kortere zomervakantie? Waarom (niet)?

Ongelijk onderwijs

‘We hebben in ons land een vrij “industriële” onderwijsaanpak’, zegt Valcke, ‘met klassikaal onderwijs waar elk kind dezelfde lessen, handboeken, oefeningen … krijgt. In de veronderstelling dat ze dan gelijk de klas uitkomen. Maar kinderen komen niet gelijk aan de start.

Bovendien is elk kind anders en heeft het andere sterktes en zwaktes. Hen allemaal tot maximaal leren brengen, lukt niet (meer) met een klassikale aanpak op het niveau van de gemiddelde leerling. Kinderen hebben ongelijk onderwijs nodig. Zoals veel leraren weten: de gemiddelde leerling bestaat niet.’

‘Door “taalbeperktheid” is het moeilijk om te volgen en mee te redeneren op school’

Wat het voor een groep leerlingen vooral moeilijk maakt op school is volgens Martin Valcke ‘taalbeperktheid’. ‘Sommige kinderen krijgen van thuis uit alleen basistaal mee. Die taal helpt in het dagelijks leven, maar om te leren op school heb je een complexere taal nodig: denktaal. Taal die toelaat te redeneren, te vergelijken, af te leiden, te combineren, abstracties te maken …

Als die academische of schooltaal beperkt is, kan het kind minder goed volgen en raakt het achterop. In alle vakken, van wiskunde tot wetenschappen, heb je die complexere taal nodig om verbanden te kunnen leggen, de context te begrijpen, enzovoort.’

Leertrajecten

Kortere zomervakantie niet de oplossing voor leerverlies: 'Kinderen hebben ongelijk onderwijs nodig'

‘Onderwijs kan de verschillen waarmee kinderen op school toekomen compenseren en de kloof helpen dichten. Individuele leerlijnen zijn daarbij onmisbaar: test wat elk kind kan en stippel van daaruit een traject uit. Omdat taal zo belangrijk is, zal voor veel kinderen in het begin heel sterk moeten ingezet worden op taalverrijking.

Andere kinderen zullen misschien voor andere vaardigheden of vakken wat extra hulp nodig hebben, nog andere lopen achter omdat ze niet gemotiveerd zijn of gedragsproblemen hebben, ook die randvoorwaarden om te leren vragen aandacht.

Om bepaalde aspecten intensief en afgestemd op de leerling uit te leggen en in te oefenen, kan een aparte aanpak in kleinere groepjes met dezelfde leernoden gedurende een periode nodig zijn. Wat geen pleidooi is voor individueel onderwijs, want kinderen leren ook van elkaar, van verschillen, rekening houden met elkaar. Leren in groep heeft meerwaarde en draagt bij tot welbevinden, als de voorwaarden om te kunnen volgen vervuld zijn.

Omdat één leerkracht niet alles kan, zie ik meer heil in verschillende vakleerkrachten, ook in de basisschool. Specialisten voor een bepaald vak die kinderen begeleiden gedurende een aantal jaren. Sommige scholen in Vlaanderen doen het al op die manier.’

LEES OOK > Sven De Schutter over de veranderingen in het onderwijs: ‘Kinderen staan nu vaker centraal, met hun volledige persoonlijkheid’

Te veel kinderen in buitengewoon onderwijs

‘In Vlaanderen zit nu meer dan zes procent van de leerlingen in het buitengewoon onderwijs. In andere landen is dat veel minder, in Australië bijvoorbeeld maar 0,4 procent. Dat toont hoe moeilijk het voor scholen geworden is om kinderen in het gewoon onderwijs de begeleiding te geven die ze nodig hebben.

In het buitenland hebben scholen teams met een bredere expertise. Breng andere expertises binnen in het gewoon onderwijs en veranker daar zeker de deskundigheid en ervaring van het buitengewoon onderwijs. Ons onderwijs is overigens niet goedkoper dan in het buitenland waar die voorbeelden bestaan.

Het is vreemd dat we vasthouden aan “hoe we het altijd gedaan hebben”, terwijl leraren en scholen zelf aangeven dat het systeem kraakt. Er zijn dan ook veel scholen die het al anders organiseren: klasdoorbrekend werken, leertrajecten per kind, intensieve taalbaden, vakleraren, ouders meer betrekken, bewust omgaan met toetsen en huiswerk … Ze tonen dat het anders kan.’

Schaduwonderwijs vergroot de kloof

‘We hebben in Vlaanderen een uitgebreid en bloeiend schaduwonderwijs (bijlessen). Tijdens corona kende dat een nog hogere vlucht dan anders. Daar moet voor betaald worden en het versterkt de kloof tussen kinderen die het wel en niet krijgen.

Wat zoeken en vinden ouders daar voor hun kinderen? Een gepersonaliseerde aanpak. Dat is de sleutel. Er is een lerarentekort. Waarom schakelen we de deskundigheid uit dat privé-aanbod niet in, zodat die toegankelijk wordt voor alle kinderen?

Ook bijscholing van leerkrachten is belangrijk. Er zijn te weinig middelen voor professionalisering. Loodgieters, verpleegkundigen, autoherstellers … Iedereen moet constant bijscholen om op nieuwe evoluties te kunnen inspelen. De twee halve dagen bijscholing per jaar voor leerkrachten is te weinig, want de uitdagingen zijn groot: diversiteit, gedragsproblemen, taalachterstand …’

LEES OOK > Schaduwonderwijs: wat is het?

Leren van elkaar

‘De vraag moet niet zijn: “Haalt een kind een vijf of zes op tien?”, maar “Is er groei geweest?” en “Hoe scheppen we de voorwaarden om het kind zover mogelijk te brengen?” Daar kan je in een team over nadenken, een andere aanpak uitwerken, uitproberen, bijsturen … Leraren die op schoolreis gaan naar een andere school leren ook veel van elkaar.

Op die manier kennis delen en nadenken over de eigen organisatie is een rijkere discussie dan de non-discussie over lange of korte vakanties. Het leerverlies na een vakantie of de groter wordende kloof door corona is geen spreekwoordelijke kanarie in de koolmijn, het is een hele volière die piept dat het dringend anders moet.’

Foto’s: Kristof Ghyselinck

Dit artikel verscheen in juli 2022 in De Bond, het ledenblad van de Gezinsbond. De Bond kan ook bij jou (gratis!) in de bus vallen. Het enige wat je hoeft te doen, is lid worden. Nieuwtjes en activiteiten van de Gezinsbond meevolgen kan ook via FacebookTwitter en Instagram.

Gepubliceerd op: 15/07/2022

Tags: , ,