Lio is verhuisd en gaat vandaag naar een nieuwe school. Op de speelplaats wordt gevoetbald: jongens tegen meisjes. Maar in welk team hoort Lio? Door vooroordelen en stereotypen op een lichtvoetige manier in vraag te stellen, opent genderexpert Senne Misplon in zijn kinderboek Mijn team het gesprek over onze ingebakken ideeën over gender en diversiteit.
Een boek voor bewustwording
Senne, we kennen jou onder meer als boegbeeld van de trans gemeenschap, en als woordvoerder voor Wel Jong vzw. Tegenwoordig werk je fulltime bij de Ambrassade als jeugdwerkondersteuner, maar je hebt de genderthematiek nog niet helemaal losgelaten?
Senne: ‘Klopt. Ik geef nog steeds lezingen — over genderdiversiteit, het transthema, genderinclusieve communicatie, of bijvoorbeeld bij bedrijven over hoe je als collega een goede bondgenoot kan zijn. Maar dat is na mijn uren. Ik ben dus nog altijd wel activistisch, maar het was echt tijd voor iets anders in mijn leven.’
Je hebt wel een aantal jaren op de barricades gestaan.
Senne: ‘Ja, sinds ik heb meegedaan met het programma M/V/X ben ik daar heel intensief mee bezig geweest. Dat is al 6 jaar… Nu is het tijd voor andere stemmen. Maar ik blijf het wel nog altijd boeiend en nodig vinden om het erover te hebben. Daarom stond een boek ook op mijn bucketlist: het is eens een andere manier om het erover te hebben, een ander kanaal.
Ik hoop echt dat het boek een gesprek in heel Vlaanderen op gang mag brengen. Als dat gebeurt, dan is mijn doel geslaagd, denk ik.
Maar ik wou niet dat mijn eerste boek een “trans boek” werd. Ik wou het niet expliciet hebben over een trans kindje of whatever. Als we enkel daarop focussen, dan missen we the bigger picture. Ik wil vooral dat we ons met z’n allen bewust worden van onze genderstereotypen en normen. Want de meeste transfobie ontstaat omdat mensen het niet kunnen verkroppen dat er buiten de genderhokjes wordt bewogen. Doorheen de jaren heb ik beseft dat ik vooral daarop wil inzetten, op die bewustwording.’
Dat doe je nu dus met een boek voor kleuters en peuters. Vertel.
Senne: ‘Officieel is het 4+, maar dat is ook maar een label dat een uitgeverij eraan geeft. De illustraties van Julie Vangeel werken heel goed bij tweejarigen. Het verhaal is nog iets te veel boven hun hoofd denk ik, maar dat kunnen ze later ontdekken natuurlijk. Daarnaast is het boek zeker ook heel bruikbaar voor kinderen tot 12 jaar. Het is bijna een doorgroeiboek.
De meeste kinderen kunnen het zelf lezen vanaf het derde leerjaar. Maar eigenlijk is het nog leuker om het voor te lezen, vooral omdat je zo ook in gesprek kunt gaan met je kind. Dat is wel echt het doel: dat het boek eigenlijk de start mag zijn van een gesprek. Zonder dat je iemand probeert te overtuigen van een bepaalde moraal of waarheid.’
‘Wanneer is het eten???’
Had je de doelgroep van kleuters voor ogen?
Senne: ‘Niet per se. Maar vanuit mijn ervaring binnen het lager onderwijs wist ik dat het thema ook bij jonge kinderen leeft. Je merkt gewoon dat het hele onderscheid tussen meisjes en jongens er is. Tijdens het spelen, en in de klas.
Ik had zelf ook altijd heel kort haar, en kreeg ook heel vaak de vraag: ben je nu een jongen of een meisje? Blijkbaar is het belangrijk als kind om dat te weten.’
Je moet de wereld op de een of andere manier kunnen opdelen.
Senne: ‘Ja, en dat is ook normaal. Je moet als kind zoveel ontdekken in de wereld, en dan is het gewoon handig om te gaan categoriseren. Maar ik vond het dus wel boeiend om de situatie die ik zelf — net als veel kinderen, denk ik — gekend heb in te zetten om het gesprek op gang te trekken.’
Je bent al in kleuterklassen geweest om het boek voor te lezen. Hoe was dat?
Senne: ‘Ik moet wel zeggen, kleuters: humbling experience. Ik heb ook al vlak voor de middag voorgelezen, en dan hoor je toch vooral: “Wanneer is het eten???” (lacht)
Maar het was echt keileuk om de reacties te horen in het stuk waarin Lio vragen stelt. “Hebben alle meisjes dan nagellak?” Zo grappig, ik kon niet eens naar de antwoorden in het boek gaan, omdat de kleuters zelf meteen begonnen te antwoorden: “Nee, dat is niet waar!”
Sommige kinderen benoemen Lio als “hij”, en andere als “zij”. Dat maakt ook niet uit: Lio kan eender wie zijn, of eender wat. En dan kun je dus het gesprek aangaan: waarom denken ze dat Lio een jongen of een meisje is?
Achteraf bedacht ik dat ik eigenlijk een boek heb geschreven aan de hand van de socratische vraagmethode: in plaats van antwoorden geven, stel je de dingen steeds weer in vraag. Op kinderniveau natuurlijk. Maar er zit ook wel een tweede laag in, waardoor je als volwassene ook begint na te denken: hoe arbitrair is die opdeling nu eigenlijk? En welke andere categorieën kunnen we verzinnen?’
Dat was ook je bedoeling, om ons uit zulke hardnekkige hokjes te krijgen?
Senne: ‘Exact. En het boek is ook een poging om bewustwording rond gender en diversiteit in het onderwijs op een andere manier aan te pakken. Ik heb ook een lesbrief gemaakt voor leerkrachten, met kant-en-klare ideetjes hoe ze ermee aan de slag kunnen gaan. Vandaag wordt het thema gender vaak gewoon in één lesje gegoten over anders-zijn. Maar als je alles wat de norm overschrijdt gaat benoemen in dat lesje anders-zijn, dan ben je eigenlijk gewoon iets aan het bestendigen in plaats van het te doorbreken. En dat is heel erg jammer. Door het meer naar het dagelijks leven te trekken — een spelletje voetbal spelen, bijvoorbeeld — heb je veel meer impact.
Mensen weten vaak niet zo goed hoe ze moeten reageren wanneer bijvoorbeeld een jongen tegen een andere jongen zegt: “Dat is echt meisjesachtig.” Maar eigenlijk is zo’n opmerking of reactie een leermoment. Je hoeft daar geen uren aan te spenderen, je kunt gewoon aan de vraag terugkaatsen: “Ah, maar waarom vind je dat dan?” Door een paar keer door te vragen, wat Lio ook doet in het boek, kun je soms veel meer bereiken dan met één lesje waarin je zegt dat “iedereen kan zijn wie die is”.’
LEES OOK > Wilma Wonder, de prentenboekkleuter die duizend dingen kan
Stap 1: stereotypen zien
Senne: ‘Voor alle duidelijkheid, er is niks mis mee om stereotiep te zijn. Het is meer dan oké als je zoontje hardcore voetbalfan is, of altijd met een auto wil spelen — als dat het resultaat is van een open aanbod. We moeten echt niet met zijn allen verplicht poppen in de handen van jongens duwen en K’NEX in die van meisjes. Maar ga er niet van uit of zo.’
Dat verklaart wel waarom je dit boek maakt voor jonge kinderen. Omdat je op die leeftijd de openheid en de ruimte wilt creëren.
Senne: ‘Soms hoor je kleuters of peuters zeggen: “Ik wil een jongen of meisje zijn, want…” Kleuters kunnen niet begrijpen dat je bijvoorbeeld als meisje ook supergraag kunt voetballen. In hun hoofd is dat iets jongensachtigs, en dan is het logischer om gewoon meteen een jongen te zijn als je wilt voetballen.
Pas rond je vijf of zes jaar heb je door dat je blijft wie je bent. Vanaf die leeftijd begint ook de opdeling in jongens- en meisjesgroepen belangrijker te worden. Op de speelplaats spelen meisjes met meisjes, en jongens met jongens. En zo versterk je elkaar ook in ideeën en in normen, denk ik.’
Dat gebeurt ook in de klas?
Senne: ‘Ja, en de impact van die stereotypen is echt niet te onderschatten. De onderwijskloof tussen jongens en meisjes, voor talen en voor wiskunde en wetenschappen, is er niet omdat jongens en meisjes inherent meer geïnteresseerd zijn in wiskunde of in talen. Dat is deels omdat we ze jarenlang op een bepaalde manier hebben gestimuleerd.
Er is ook bijvoorbeeld een onderzoek dat aantoont dat kleuterleerkrachten consequent vijfjarige meisjes meer complimenteren op hun uiterlijk dan op wat ze doen. En leerkrachten spreken jongens veel sneller aan op babbelen dan meisjes. Goed presteren op school, je huiswerk maken, dat soort dingen wordt toegewezen aan meisjes. Dat kruipt ook in het hoofd bij kinderen en jongeren. En dat maakt dat jongens, om hun eigen mannelijkheid te bewijzen, minder hun best gaan doen op school.’
Het is waarschijnlijk niet makkelijk om als leerkracht te weten hoe je daar eigenlijk best mee omgaat.
Senne: ‘Nee, maar mijn visie is vooral: je moet je er bewust van zijn. Leerkrachten die zeggen: “Jongens en meisjes, voor mij zijn die allemaal hetzelfde. Ik behandel ze niet anders.” Dat is genderblindheid, hè. Dan heb je gewoon niet door dat je een bepaalde bias hebt. Want vanaf dat we geboren worden — en ik geloof zelfs daarvoor — wordt erin gedramd hoe het hoort, en wie waar hoort, en wat die nu wel of niet mag doen.
Los van hoe open-minded je denkt te zijn, is dat bijna een reflex. We hebben dat allemaal, hè. Ik ook, hoor. Vaak zijn mijn eerste reflexmatige gedachten ook nog genderstereotiep of whatever. En dan is stap één je er bewust van zijn. Pas dan kun je dat patroon doorbreken. En daarin hebben we met z’n allen nog wel wat groeimarge.’
LEES OOK > Genderbewust opvoeden: hoe begin je daaraan?
Wannabe met ambitie
Kreeg jij vaak voorgelezen toen je klein was?
Senne: ‘Zeker. En, leuk feitje: ik ben er sinds deze week terug mee gestart met mijn lief. We zijn De ontdekking van de honing aan het lezen, van Toon Tellegen. Een zot mooi, bijna filosofisch boek. Het is keileuk om je favoriete kinderboeken van vroeger samen te lezen voordat je gaat slapen. Het is soms wel vechten, want we lezen allebei heel graag voor, dus de afspraak is elk één pagina. Maar het is heel tof. En zeker je nu de volwassen laag in die kinderboeken snapt. Dan zijn we aan het gieren van het lachen…
Maar vroeger dus: ik had een tante die ons voor verjaardagen enzo altijd een boek als cadeau gaf. Vroeger als kind dacht ik dan, wéér een boek. Maar ik ben haar daar nu heel dankbaar voor. Ze las ook heel vaak aan ons voor, en mijn ouders ook. Ik denk dat het echt niet te onderschatten is wat voor impact dat heeft, op je interesse voor lezen en voor verhalen.’
Ben je zelf altijd een lezer geweest?
Senne: ‘Als kind wel, maar als tiener heb ik niet echt veel gelezen. Ik heb wel een tijdje een obsessie gehad met The Hunger Games. Die reeks heb ik in totaal denk ik negen keer gelezen. Ik had zelfs een superpopulaire Facebook-pagina die ik modereerde, met mensen uit heel de wereld. Het was echt een hyper-obsessie.
Ik weet niet of ik verliefd was op Katniss (het hoofdpersonage, nvdr) of dat ik me er toen mee identificeerde. Maar ik was duidelijk team Katniss. Die twee jongens boeiden me geen zak. Ja, kom. Dat is ook iets dat ik altijd denk: waarom? Als er dan een verhaal is over een strong female character, dan moeten ze er altijd jongens bijhalen, of liefdesverhalen. Alsof het meisje op zich niet interessant genoeg is!
Door gewoon één zinnetje te lezen word je soms terug gekatapulteerd naar een gevoel of naar een ervaring, waar je dan dieper op kunt ingaan.
Maar bon, ik ben wel zo iemand die veel boeken koopt, maar er niet veel van leest. Ik denk dat dat een gekend probleem is. Dan denk je: ah ja, boeiend, ik ga dat kopen. Maar van de grote stapel heb ik er nog maar een paar gelezen. Dus ik ben een boeklezer met veel ambitie en weinig tijd. Een wannabe.
Dat is jammer hé. We zeggen trouwens altijd dat we te weinig tijd hebben, maar we hebben gewoon te veel schermen en te veel instant gratification van social media.
Mijn truc is nu dus om op de trein — ik pendel vaak naar Brussel — een boek mee te hebben. Dan verplicht ik mezelf om te lezen in plaats van op mijn gsm of op Instagram te zitten. En zo heb ik onlangs mijn eerste boek in maanden uitgekregen! (lacht)’
Samen lezen, samen praten
In de podcast Drie Boeken zei jij iets heel moois: dat je met voorlezen niet alleen de liefde voor het lezen doorgeeft, maar dat het ook echte bonding-momentjes zijn.
Senne: ‘Ja, dat is wel letterlijk zo. Daarom vind ik het zo mooi om te lezen met mijn lief: omdat het echt een momentje van verbinding is. Een moment samen waar je bewust voor kiest. En dus ik geloof ook keihard dat dat bij kind en ouder, begeleider of leerkracht ook zo is. Omdat je in deze snelle maatschappij even stilvalt en de tijd neemt om samen te focussen op een verhaal.
Door gewoon één zinnetje te lezen word je soms terug gekatapulteerd naar een gevoel of naar een ervaring, waar je dan dieper op kunt ingaan. Boeken zijn ook een heel mooi opstapje tot een keer een vraag stellen aan elkaar. Of om te kunnen zeggen “ik ben ook een beetje zoals die of die”. Kinderen kunnen in die verhalen taal vinden, of een rolmodel, om iets uit te spreken dat ze misschien niet durfden te zeggen, of waarvan ze niet goed wisten hoe dat ze het moesten uitleggen.
Voorlezen biedt zo de ruimte om hele mooie gesprekken te hebben met elkaar. Het is een beetje zoals met afwasmomentjes. Gewoon stomweg afwassen met je kind kan maken dat er plotseling een openheid is waarin je iets kunt vertellen. Of in de auto: naast elkaar zitten voelt minder confronterend dan dat je recht tegenover elkaar zit. Een voorleesmomentje is ook zoiets. Gewoon gezellig op bed. We mogen dat gerust wat vaker doen.
Eigenlijk zou je daar als ouder ook een gewoonte van moeten kunnen maken. Zodat je een bepaalde voorspelbaarheid creëert waardoor je als kind weet: oké, dàn hebben we een momentje samen. Als volwassenen hebben we dat ook graag, het verlaagt de drempel om moeilijkere onderwerpen aan te snijden.’
Voorlezen als veilige cocon?
Senne: ‘Ja, voilà. Er is toch niets intiemer dan samen in bed liggen, voor het slapengaan. Hoe vaak gebeurt het niet dat zelfs volwassenen, vlak voordat het licht uitgaat, iets met hun partner delen dat hen van het hart moet. Het is vaak het enige moment van de dag dat je stilvalt. Dat je het allemaal even laat bezinken.
Kijk, ik kijk alweer uit naar vanavond, naar het voorlezen samen. We zijn aan de laatste hoofdstukjes toe — we moesten ons inhouden gisteren. Een oefening in zelfbeheersing.’
Veel voorleesplezier vanavond in bed! Is er nog een slotnoot die je de lezer wilt meegeven?
Senne: ‘Ik hoop echt dat het boek een gesprek in heel Vlaanderen op gang mag brengen. Als dat gebeurt, dan is mijn doel geslaagd, denk ik. Dus als je het ziet staan in de boekenwinkel… Koop het! Geef het cadeau aan een familielid, leerkracht of school uit de buurt!’
LEES OOK > Senne Misplon over zijn coming-out als trans man
Mijn Team is het eerste boek van Senne Misplon, en werd uitgegeven door Uitgeverij Pelckmans. De illustratries zijn van de hand van Julie Vangeel. Wie lid is van de Gezinsbond kan het boek in Standaard Boekhandel kopen met spaarkorting. Meer over dit ledenvoordeel vind je hier.
De Gezinsbond is partner van het Leesoffensief, dat zo veel mogelijk Vlamingen wil mobiliseren om te lezen, voor te lezen of samen te lezen.
Volg de Gezinsbond ook op Facebook, Twitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.
Gepubliceerd op: 30/01/2025, laatste update op: 04/02/2025