Onze genetica zit zo in elkaar dat sommige eigenschappen een generatie overslaan. Of er een ‘verzorgers-gen’ bestaat, valt natuurlijk te betwijfelen. Maar als je de verhalen van Zarah (22) en haar oma’s Edith (82) en Myriam (78) hoort, zou je haast denken van wel. ‘Mijn kinderen heb ik nooit aangespoord om in de zorg te werken, ik zag dat het hun ding niet was. Maar bij Zarah was het al vanaf kleuterleeftijd duidelijk dat ze in onze voetsporen zou treden’, glundert die laatste.

Afgelopen juni behaalde Zarah, na vier jaar hogeschool, haar bachelordiploma verpleegkunde. ‘Nu volg ik een schakeljaar om nadien een master gezondheidsbevordering te doen. Die vervolgopleiding focust onder andere op het preventieve aspect van de gezondheidszorg. Heel waardevol, want door mensen correct te informeren, kan je heel wat chronische ziektes zoals diabetes of hart- en vaatziekten voorkomen. En dat is uiteindelijk altijd beter dan genezen.’

Hoe zag de opleiding verpleegkunde er in jullie tijd uit, Edith en Myriam?

Edith: ‘Na de humaniora volgde ik een driejarige A2-opleiding. Mijn ouders hadden een landbouwbedrijf en we waren thuis met vijf meisjes. Ze konden er daar gerust eentje missen, dus het was geen probleem dat ik iets anders wou doen. Want ik wist heel zeker dat ik verpleegkundige wou worden. Toen ik een jaar of zestien was, heb ik mijn been gebroken. Ik ben toen zo goed verzorgd geweest, dat ik besliste dat ik hetzelfde wou betekenen voor anderen.’

Myriam: ‘Mijn ouders hadden toch wat twijfels, omdat de Provinciale School voor Verpleging, waar ik naartoe wou, niet katholiek was. Vooral mijn vader had het daar moeilijk mee. Maar omdat we met zes vriendinnen van de klas allemaal die opleiding wilden volgen, is hij toch gezwicht. Uiteindelijk waren ze wel heel fier. Het was een zware opleiding, vooral omdat de theorielessen werden gecombineerd met erg veel stages in de Bijloke en het UZ Gent.’

Edith: ‘Ik herinner mij van de opleiding vooral dat de nadruk erg op het praktische aspect lag. Mijn school maakte deel uit van het ziekenhuis in Ronse. We verbleven intern. Elke dag hadden we praktijk, tot ongeveer twee uur, en daarna een paar uur les. De helft van de weekends en de vakanties moesten we ook in de kliniek staan. Dus eigenlijk draaide je hele leven daarrond. Hard werken was dat!

Als ik nu de studieboeken van Zarah zie, besef ik dat wij niet zo veel moesten studeren. Soms miste ik die meer theoretische achtergrond, dus ik heb doorheen de jaren veel bijscholingen gevolgd.’

LEES OOK > De rol van de huisarts: ‘Onze gezondheid is vandaag een gezamenlijke verantwoordelijkheid’

Raakten jullie destijds vlot aan een job in de zorg?

Myriam: ‘Ik kreeg al een job aangeboden tijdens mijn stage, bij het Wit-Gele Kruis. Daar ben ik altijd blijven werken, zevenendertig jaar lang.’

Edith: ‘Bij mij is dat ook erg vlot gegaan. Er zijn altijd verpleegkundigen te weinig geweest. Toen we een gezin begonnen, heb ik wel even tijd genomen om voor de drie kinderen te zorgen, onder wie de mama van Zarah. Negen jaar ben ik thuis geweest, maar ik miste mijn werk.

Toen ik na zo’n lange pauze opnieuw solliciteerde om nachtdiensten te doen, mocht ik ook weer direct starten. Hoewel ik dat wel moest combineren met een bijkomende scholing, omdat er tijdens mijn afwezigheid zodanig veel veranderd was in de medische wereld.’

‘Mijn oma’s hebben de zorgmicrobe aan mij doorgegeven’

Myriam: ‘Het is ongelofelijk hoe veel en hoe snel dingen veranderen. Daarom vind ik het ook zo boeiend om van Zarah te horen hoe dingen nu worden aangeleerd, en wat zij allemaal meemaakt.’

Spuitjes in appelsienen

Hebben je oma’s de zorgmicrobe aan je doorgegeven, Zarah?

Werken in de zorg: Zarah kreeg de zorgmicrobe van haar oma’s

Zarah: ‘Dat denk ik wel. Vooral van oma Miet, want oma Edith is eerder op pensioen gegaan, dus ik heb weinig vroege herinneringen aan haar verhalen.’

Myriam: ‘Ik had speelkaarten met allerlei zieke mannetjes op. Als Zarah hier als kleuter over de vloer kwam, was ze daar erg door gefascineerd. En vooral: al op driejarige leeftijd vond ze het zo erg voor hen dat ze ziek waren. Toen al had ze zo veel empathie!

Ook als andere kindjes zich pijn hadden gedaan, was ze erg bezorgd en wilde ze helpen. Dus ik dacht: die moet ik een duwtje in de juiste richting geven.’ (lacht)

Zarah: ‘Ik weet ook nog dat ik als kind heel fier was op oma wanneer ze kaartjes of cadeautjes kreeg van patiënten die ze verzorgde. En toen ik nog op de lagere school zat, liet ze mij spuitjes zetten op appelsienen. Dus ik vertelde toen al aan iedereen dat ik later verpleegkundige wou worden.

Wanneer ik dan effectief de opleiding deed, kwam ik bij mijn oma’s oefenen met windels te leggen, inspuitingen te geven… Zij weten hoe het moet en konden dus altijd bijsturen.’

LEES OOK > Duivenmelker Hugo deelt zijn passie met kleinzoon Noah

Zijn er ook aspecten van de job waarvoor je oma’s je hebben gewaarschuwd?

Zarah: ‘Ze hebben altijd eerlijk gezegd hoe zwaar het is om in shiften te werken. Zeker als je een gezin hebt, want dat heeft toch een serieuze impact. Dat ploegenwerk niet evident is, heb ik ook zelf gemerkt tijdens mijn stages.

Maar twee jaar geleden heb ik in een wijkgezondheidscentrum gestaan, waar je als verpleegkundige samenwerkt met onder meer huisartsen, kinesisten en sociaal werkers. Een patiënt benaderen vanuit die verschillende disciplines vond ik heel interessant, én dat was gewoon overdag. Dat zie ik mijzelf wel op lange termijn doen.’

‘Wij zagen meteen dat onze kleindochter een geboren verpleegkundige was’

Myriam: ‘Ik had het geluk dat mijn man in het onderwijs stond en thuis was tijdens de vakanties. Want je mag de impact inderdaad niet onderschatten.

Misschien valt dat intussen beter mee, maar toen ik pas begon bestonden er bijvoorbeeld nog geen begrafenisondernemers. Als iemand van onze patiënten overleed, werden wij dus opgebeld om die mensen op te baren. Ook ’s avonds of ’s nachts. Dat was heel zwaar. Zeker als het een onverwachts overlijden was.

Ik kwam daar toe als jong meisje, moederziel alleen. Iedereen zat te schreien. Ik werd naar boven gestuurd, naar een kamertje waar die dode persoon ligt. En omdat de naasten het te zwaar hebben met hun verdriet, mocht ik zelf beginnen te zoeken naar een washandje, verse lakens, verse kleren… Zeker in het begin vond ik dat erg griezelig. Dat laat je niet zomaar los, geloof mij. Slapen zit er dan niet meer in. En ’s morgens wachten je andere patiënten weer op jou.’

Moeilijke én mooie job

Hebben zulke horrorverhalen je nooit afgeschrikt, Zarah?

Zarah: ‘Je wordt inderdaad geconfronteerd met overlijdens. Dat heb ik ook meegemaakt tijdens mijn stages. Zeker op pediatrie was dat zwaar, want het gaat om jonge kindjes.

Maar gelukkig is er nu veel meer aandacht voor de impact daarvan dan vroeger. Ik heb dat echt gevoeld: iedereen kwam vragen of het ging, en ik werd doorverwezen naar iemand met wie ik kon praten als ik daar nood aan had. Die nazorg kan altijd nog beter – ook wat de nabestaanden betreft – maar er zijn zeer grote stappen voorwaarts gezet.

Zulke aspecten maken de job moeilijk, maar anderzijds zijn er ook zo veel mooie kanten. Je krijgt zo veel respect voor wat je doet. Iedereen is zo dankbaar.’

Edith: ‘Ik vond de band die je als verpleegkundige hebt met je collega’s altijd heel bijzonder. Daarom zou ik nooit in de thuiszorg kunnen werken zoals Myriam – daar is de afstand iets groter. In een ziekenhuis sta je samen, je weet wat de ander doormaakt en je begrijpt elkaar. De band die daaruit ontstaat is prachtig. Maar als wij nu als verpleegkundigen onder elkaar praten, begrijpen we elkaar eigenlijk ook perfect.’

Myriam: ‘In de thuiszorg bouw je met sommige patiënten een erg nauwe band op. Als je iemand jarenlang verzorgt, word je echt hecht. En ja, er zijn zeker ontzettend veel mooie, bijzondere momenten die het allemaal meer dan de moeite waard maken.

Ik herinner me bijvoorbeeld een thuisbevalling waarvoor ik ’s avonds laat moest langskomen, samen met de huisarts. Er waren vroeger nog geen vroedvrouwen bij het Wit-Gele Kruis, dat onderscheid is pas later gekomen. Die zorg was ook voor ons. Meteen nadat het kindje was geboren, vertrok de dokter. Ik mocht de rest afhandelen.

Maar toen ik nog eens voelde of alles in orde was, voelde ik ineens nog een kindje zitten! Die vrouw had al vier kinderen, een echte boerenvrouw was het, ze was haar hele zwangerschap niet naar de dokter geweest. Ze wist helemaal niet dat ze in verwachting was van een tweeling. Vandaag is dat ondenkbaar, maar in die tijd ging dat zo. Gelukkig kon ik de dokter snel bereiken. Maar toen hij terugkeerde, bleek dat het kindje verkeerd zat. Het eerste baby’tje hebben we in mijn auto gestoken, de mama in zijn auto, en we zijn samen naar het moederhuis in Sleidinge gereden. Wat een ervaring. Met als gevolg dat de ene helft van de tweeling in Sleidinge is ingeschreven, en de andere in Lovendegem, waar de familie woonde.

Dat speelde zich trouwens allemaal af toen ik zelf hoogzwanger was, op een van mijn laatste werkdagen voor Zarah haar papa is geboren.’

LEES OOK > Jeroen is vroedvrouw: ‘Baby’s huilen nu eenmaal’

Heb je hem nooit een duwtje in de richting van de zorg proberen te geven?

Myriam: ‘Neen, in mijn kinderen zag ik dat niet echt, zoals ik het wel zag in Zarah. Die passie, die compassie, die behulpzaamheid… Je moet ervoor in de wieg zijn gelegd.’

Foto’s: Kristof Ghyselinck

Dit artikel verscheen eerst in het Magazine voor GROOTouders (nr. 16, 2023). Ook ontvangen? Schrijf je dan in voor het magazine en de bijbehorende nieuwsbriefVolg de Gezinsbond ook op FacebookTwitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.

Gepubliceerd op: 15/03/2023, laatste update op: 26/04/2023