In deze column vertelt oma An over hoe bijzonder alle eerste keren van je kleinkind zijn. 

Eerste keren van je kleinkind

Als grootouder maak je de ene ‘eerste keer’ na de andere mee. Je wordt voor het eerst oma of opa, een mijlpaal van formaat.

En dan ben je vertrokken voor een niet ophoudende resem sprongen en sprongetjes voorwaarts. De eerste glimlach, woordjes, stapjes, plas op het potje, de eerste keer naar de crèche, blijven logeren, naar school, fietsen zonder steunwieltjes… En later volgen dan het eerste lief, de eerste keer naar een fuif en op kot.

LEES OOK > Grootouder worden: het verandert je leven

Eigen tempo

Maar zover zijn wij nog niet. Cato is drie en ik kijk met verwondering naar elke evolutie. Hoe ze taal oppikt, bijvoorbeeld. We voeren al echte gesprekken. Taal is nochtans ingewikkeld, dat besef je pas goed als je het leerproces van dichtbij meemaakt. In zo’n kinderkopje valt dat allemaal gaandeweg op zijn plaats. Neem nu het besef van ‘ik’ en ‘jij’. Eerst was het: ‘Moet oma Catootje helpen?’ Oma is oma voor ons allebei. En Catootje ook. Dat is duidelijk. Wie ‘ik’ en wie ‘jij’ is, wisselt naargelang wie spreekt. Ik weet niet precies meer wanneer ze dat voor het eerst doorhad. Het was een zoveelste klik en dan op naar het volgende.

Op de vlakken waar het wat moeizamer gaat, zijn we meer gefocust: wanneer zou het lukken, moeten we extra stimuleren? Bij Cato gaan motorische evoluties wat trager, een gevolg van verwikkelingen kort na de premature geboorte. ‘Ze zal het leren, maar later dan leeftijdsgenootjes’, zeiden dokters. Oef. Wat doet het er later toe dat je op twee jaar nog niet alleen kon stappen?

Toch ga je als (groot)ouder onvermijdelijk vergelijken en ben je maar echt gerust als ze het kan. Het eigen tempo laten volgen is niet altijd vanzelfsprekend. In de crèche van Cato gingen kindjes naar een ander groepje eens ze konden kruipen en daarna als ze stapten. Maar Cato was de kruipertjes mentaal al lang ontgroeid, tegen het moment dat ze zelf haar eerste stapjes zette. Toen het zover was, kon ze op nog meer enthousiasme van de (groot)ouders rekenen dan in ‘normale’ omstandigheden.

Op de glijbaan

Dat zijn de grote overgangen, maar dag na dag vinden er kleine eerste keren plaats. Op een glijbaan draaide Cato zich lange tijd vanuit zit naar buiklig. Alsof ze voelde dat ze haar evenwicht niet zou bewaren in zit en wilde voorkomen dat haar hoofdje achterover zou slaan. Dat is de uitleg die ik eraan geef. Ik had er voorheen nooit bij stilgestaan dat zittend een glijbaan afdalen motorisch moeilijker is dan met de vliegensvlugge draai die zij eraan gaf.

Net voor de zomer waren we op een speelpleintje. Toen ze op de glijbaan ging, moedigde ik haar aan: ‘Blijf maar op je poep zitten, ik zal je vasthouden.’ Het verliep perfect en sindsdien doet ze het altijd zo. Wedden dat weinig grootouders weten wanneer hun kleinkind de eerste keer zittend de glijbaan afkwam? Ik dus wel.

Elke nieuwe stap in de ontwikkeling werd door ontelbaar veel andere kindjes ooit al gezet en is dus eigenlijk heel gewoon. Maar dat unieke moment waarop je eigen kleinkind aan de eerste keer toe is, wordt er geen sikkepit minder speciaal door.

LEES OOK > Zo kun je de motorische ontwikkeling van je baby stimuleren

Dit artikel verscheen eerst in het Magazine voor GROOTouders (nr. 19, 2024). Ook ontvangen? Schrijf je dan in voor het magazine en de bijbehorende nieuwsbriefVolg de Gezinsbond ook op FacebookTwitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.

Gepubliceerd op: 19/01/2024