Wie was de laatste Belg die de Ronde van Frankrijk won en in welk jaar was dat? Al ruim zesenveertig jaar blijft het antwoord op die vraag ongewijzigd. Lucien Van Impe won in 1976 de Tour de France en sindsdien deed geen enkele landgenoot hem dat na. Van Impe was vooral een fenomeen in de bergen en reeg de overwinningen in bergklassementen aan elkaar. De man die eigenlijk geen coureur wilde worden, werd een wielerheld tot ver buiten onze landsgrenzen.

Lucien Van Impe komt uit een wielerfamilie. Zijn vader, nonkels en neven waren amateurwielrenners. Of het in de generaties daarvoor ook al een passie was, weet Lucien niet: ‘Met mijn grootvader heb ik weinig gepraat. Hij woonde in een huis op onze hof. Een strenge man die vaak in zijn deuropening stond en niet veel kon verdragen. De enige andere grootouder die ik gekend heb, is de moeder van mijn moeder. Zij woonde bij ons in. In mijn herinnering zat ze altijd in de zetel en zei ze niet veel.’

Spieren kweken

In het ouderlijk huis van Lucien Van Impe was er een café, waar moeder achter de toog stond, en een fietsenwinkel die werd gerund door vader. ‘Mijn vader droomde van koersende zonen’, vertelt Lucien. ‘We waren met zes broers. De oudste reed goed, maar hing zijn fiets aan de haak toen hij trouwde. De tweede bakte er in het wielrennen niet veel van. Vader richtte zijn hoop op de volgende in de rij: ik. Hij zaagde me de oren van het lijf, maar ik had geen zin in koersen.

Tot ik, zo rond mijn vijftiende, op televisie vol bewondering keek hoe Charly Gaul en Federico Bahamontes de cols op reden in de Ronde van Frankrijk. Ik wilde het proberen, en vader werd mijn trainer. Voor de beklimmingen reed ik naar Geraardsbergen, Ronse en Oudenaarde. ’s Morgens werkte ik eerst mijn krantenronde af met de fiets, ideaal om spieren te kweken. Daarna vertrok ik naar mijn job in een schrijnwerkerij waar ik doodskisten maakte. Later stuurde vader me naar Spanje om cols te trainen. Omdat ik voelde dat klimmen echt mijn ding was, zocht vader de koersen uit met bergklassementen. Díe wilde ik winnen, de eindzege interesseerde me minder.

Ik reed goed en begon er steeds meer smaak in te vinden. Als ik met bloemen naar huis kwam, zat het café vol en werd er gevierd. Supporters maakten liedjes en zetten vóór een wedstrijd geld in op mij. Ik verdiende daarmee soms meer dan met het prijzengeld.’

Wieltjeszuigers

In 1969, op zijn eenentwintigste, werd Van Impe prof bij een Franse ploeg. ‘In het contract stond uitdrukkelijk vermeld dat ik de Ronde van Frankrijk zou rijden, anders had ik niet getekend. Ik zette mijn handtekening vijf dagen voor de Ronde. Ik dacht dat ik pas het jaar erna zou starten, maar ik moest al meteen mee. Merckx won, ik werd twaalfde en was daarmee de tweede Belg. Zonder voorbereiding!

Daarna ben ik elk jaar teruggegaan. Ik reed uiteraard ook andere wedstrijden, maar de Ronde van Frankrijk bleef mijn favoriet. Waarbij vooral de bergen mij bekoorden. Demarreren en de anderen achter je laten, daar doe je het voor.

Er waren in die periode veel sterke renners zoals Poulidor, Gimondi en Thévenet. En Merckx natuurlijk, die was onklopbaar. Zo worden er geen meer geboren. Hij had geen “treintje” van helpers nodig. Hij vertrok op kop en won alles op eigen houtje. Het enige wat wij konden doen, was proberen zo lang mogelijk bij hem te blijven. Alle groten deden het. Er werd soms smalend gedaan over wieltjeszuigers, maar je moest het maar eens proberen: Eddy bijbenen. Hij reed iedereen eraf.

Ooit volgden we hem met twee ploegen. We kwamen nooit dichterbij dan twee minuten en waren uiteindelijk twee uren voor tijd binnen. Twee uur! Ze waren de tribunes zelfs nog aan het zetten. Als je met Eddy in een ontsnapping zat, vroeg hij nooit om over te nemen. Eddy is voor mij de grote held in het wielrennen. Van hem winnen was onmogelijk, reden te meer om me op de bolletjestrui te focussen, want daar kon ik de beste zijn.’

LEES OOK > Wielermama Isabel ijvert voor veilig fietsen: ‘Buiten de koers zijn we een heel gewoon gezin’

Opdringerige en onmisbare supporters

Wielerheld Lucien Van Impe: 'Niet elke kant van het heldendom is even fijn'

‘Ik had veel supporters, mensen zien nu eenmaal graag klimmers. Ik had de reputatie à la danseuse naar boven te rijden. Het was nochtans keihard afzien. Een goeie klimmer is iemand die dieper kan gaan dan anderen. Koersen doe je met sterke benen, maar ook met je hoofd: inschatten waar de zwakke plekken zitten, wie je in de gaten moet houden en je eigen zwaktes verbergen. Zo heb ik in 1981 een etappe gewonnen tegen Bernard Hinault, terwijl ik eigenlijk een slechte dag had. Aan de voet van de laatste col was ik steendood, maar ik demarreerde en de anderen dachten: het heeft geen zin erachteraan te gaan.

Als ik van de Ronde thuiskwam met de bolletjestrui of met de gele trui in 1976, stonden duizenden mensen me op te wachten in mijn thuisgemeente Mere. Er werd wekenlang gefeest! Fans vatten post aan mijn voordeur en ik kreeg politiebegeleiding. Ik moest zelfs eens naar een hotel vluchten en kreeg van de politie de raad: “Blijf weg tot het wat kalmer wordt.” Die kant van het heldendom was niet zo fijn. Van de feestjes in het café in de beginjaren kon ik veel meer genieten.

Begrijp me niet verkeerd, supporters zijn uiteraard belangrijk. De aanmoedigingen langs de kant van de weg geven extra kracht: het enthousiasme als je ontsnapt, of als ze je toeroepen hoeveel voorsprong je hebt… De ultieme voldoening is het podium halen. Dan dacht ik: ik wilde klimmer worden, en nu sta ik hier. Nog zo’n onvergetelijk moment: toen Bahamontes me wilde ontmoeten na de Ronde van Navarra. Mijn grote idool vraagt naar mij? Ongelooflijk!’

Lucien Van Impe koerste tot zijn eenenveertigste, dat is ‘oud’ naar wielernormen. ‘Ik presteerde nog goed, maar ben in 1987 gestopt omdat de goesting om te trainen over was. Ik zag er ook steeds meer tegenop om van huis weg te gaan. Het laatste jaar heb ik vooral kermiskoersen gereden, om afscheid te nemen van mijn supporters.’

Andere tijden

Nu volgt de ex-renner alle wedstrijden die op televisie komen. ‘Het zijn andere tijden, met ander fietsmateriaal. De huidige generatie renners ziet mij zelfs niet meer staan als ik ergens kom. Terwijl wij nog echt opkeken naar onze voorgangers. Wij konden ook zelf aan onze fiets werken. Als we plat vielen, hadden we het wiel er al uit tegen dat de volgwagen stopte. Jonge renners hebben, maar mijn gevoel, geen interesse meer in fietsmechaniek.

En dorst dat wij gehad hebben! Dat is nu allemaal veel beter geregeld. Wij kregen bij de start twee bidons water mee, en daarmee moesten we het doen. Soms stopten we onderweg bij een groepje met een frigobox, en reden dan verder met hun flesjes in onze zakken. Supporters reikten graag verkoeling aan. Ooit goot ik een kan koffie over mijn hoofd, omdat ik dacht dat het water was. Er werden sponzen op een stok naar je toegestoken of emmers gegoten. Een welgekomen verfrissing, maar ik ben ook eens zwaar gevallen toen met het water ook de emmer uit de handen van de “weldoener” ontsnapte.’

Een zolder vol herinneringen

Valpartijen horen bij de koers, weet ook Lucien: ‘Ik heb zowat alles gebroken in de loop van mijn carrière: schouder, armen, polsen, vingers… Alleen mijn benen bleven gespaard. De eerste keer dat ik aan de Ronde van de Toekomst deelnam, reed ik in een ravijn. Je moet ook wat chance hebben dat het je niet fataal wordt.’

‘Dan zag ik op televisie hoe Lucien ten val kwam’, vertelt echtgenote Rita, die erbij is komen zitten. ‘Ik heb vaak angsten doorstaan. Je mag niet vergeten: er waren toen nog geen gsm’s. Desnoods belde ik alle ziekenhuizen af. Lucien was al profrenner toen we trouwden, ik was het dus gewoon.

Uiteraard was ik ook trots op hem. Hun vader was veel weg, maar ik keek samen met de kinderen naar alle wedstrijden. Ik werkte niet buitenshuis, Lucien wilde dat er iemand was voor de kinderen en ik ben blij dat ik er geen job moest bijdoen. Ik heb véél truitjes gewassen. Van die dikke wollen truien die krompen in de was en heel traag droogden. En we hadden in het begin nog geen wasmachine.’ De drommen fans aan de deur na een overwinning vond Rita niet erg. ‘Ik dacht: jullie mogen er eens aankomen, straks gaat hij toch met mij mee naar huis en ligt hij bij mij in bed.’

Zijn kinderen heeft Lucien niet richting wielrennen geduwd. ‘Onze Bart had ook geen interesse. Nu is hij, samen met zijn zus, wel knipsels en spullen uit mijn koerstijd aan het sorteren en in fotoboeken aan het bundelen. Hij kan zo een museum beginnen.’ Rita somt op: ‘Kousen, schoenen, handschoentjes… ik hield het allemaal bij op zolder. Veel daarvan is intussen beenhard geworden.’ ‘Het truitje dat in de kliniek werd opengesneden toen ik mijn schouder brak, is er ook nog’, vult Lucien aan. ‘En eentje vol bloed, van toen ik in de ravijn reed.’

LEES OOK > Ex-atleet André Ornelis: ‘De sport is een leerschool voor het leven’

De helden van Van Impe

Naar welke helden Lucien zelf opkijkt, willen we nog weten. Hij hoeft niet lang na te denken: ‘Gaul en Bahamontes! Zij inspireerden mij om een klimmer te worden. Maar ik kijk ook op naar andere goeie renners zoals Van Looy. En Merckx natuurlijk! Bij de huidige renners zitten er voor mij geen helden, omdat ik Merckx gekend heb. Hij blijft gewoon de grootste.’

Buiten de wielerwereld kijkt Van Impe op naar zangers als Elvis Presley en Will Tura. ‘Ik wilde eigenlijk muzikant worden, maar dat mocht niet van mijn ouders. Will Tura heb ik regelmatig ontmoet als we allebei ergens moesten “optreden”. Qua bekendheid moet ik niet voor hem onderdoen. In Italië en Spanje mag ik tot op vandaag niet betalen in winkels, als ze horen wie ik ben. En de brieven van fans blijven komen. Al kijk ik ook uit naar het moment dat er nog eens een Belg de Ronde van Frankrijk wint. Ik draag nu lang genoeg die eer.’

Versnelling lager

Kleinkinderen hebben Rita en Lucien niet. ‘Natuurlijk hadden we die graag gewild’, zeggen ze. ‘Daar had ik wellicht wielrenners van proberen te maken’, lacht Lucien. ‘Het is anders gelopen en daar hebben we vrede mee. De kinderen en schoondochter komen regelmatig langs.

Dochter Suzy kwam in de buurt wonen toen ik vijf jaar geleden twee hartinfarcten had. Zij beantwoordt ook de vragen die nog dagelijks binnenkomen van over de hele wereld. Mensen willen een handtekening of vragen om ergens aanwezig te zijn of iets te komen vertellen. Het doet deugd dat ik nog niet vergeten ben. Toch weiger ik veel aanvragen, omdat ik het rustig aan moet doen.’

Foto’s: Kristof Ghyselinck

Dit artikel verscheen eerst in het Magazine voor GROOTouders (nr. 16, 2023). Ook ontvangen? Schrijf je dan in voor het magazine en de bijbehorende nieuwsbriefVolg de Gezinsbond ook op FacebookTwitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.

Gepubliceerd op: 29/03/2023