Onze kinderopvang is volledig doorgelicht. Onze baby’s en peuters voelen zich goed en er wordt goed voor ze gezorgd, maar ze worden niet voldoende uitgedaagd. Dat is een probleem. Want kinderopvang gaat verder dan luiers verversen, troosten, knuffelen en eten geven. Een goede kinderopvang helpt namelijk ook bij de ontwikkeling van de baby’s en peuters.

Bij dat laatste wringt het schoentje. Dat blijkt uit de nulmeting van MeMoQ, de studie over ‘Meten en Monitoren van Kwaliteit in de kinderopvang’, opgezet door Kind en Gezin. Heel wat organisaties en experten, waaronder ook de Gezinsbond, hebben hun advies gegeven bij de ontwikkeling van de verschillende meetinstrumenten.

Pedagogische kwaliteit

Het doel is de pedagogische kwaliteit van de opvang te meten. De pedagogische kwaliteit wordt bepaald door:

  • Welbevinden
  • Betrokkenheid
  • Emotionele ondersteuning
  • Educatieve ondersteuning
  • Omgeving
  • Ouders & diversiteit

LEES OOK > Kinderopvang op maat van elk kind

Sterkten & werkpunten

De resultaten brengen sterktes aan het licht van de Vlaamse kinderopvang maar uiteraard ook aandachtspunten. Wat valt op?

Positief:

  • Er is geen kwaliteitsverschil tussen crèches en onthaalmoeders
  • 9 op 10 kinderen voelen zich matig tot goed (= hoge score op welbevinden)
  • Ouders zijn over het algemeen zeer positief over hun opvang. Ze vinden ook dat ze voldoende info krijgen over de ontwikkeling hun eigen kindje.
  • In vier op de vijf van de leefgroepen zijn kinderbegeleiders lief voor en betrokken bezig met de kinderen. (= hoge score op emotionele ondersteuning)

Negatief:

  • In 7 op de 10 van de leefgroepen zijn de baby’s en matig tot laag geconcentreerd bezig. (= lage score op betrokkenheid)
  • In bijna 8 op de 10 babygroepen en in zelfs meer dan 90 procent van de peutergroepen worden baby’s en peuters door de begeleiders onvoldoende uitgedaagd en wordt hun (taal)ontwikkeling te weinig bevorderd. (= lage score op educatieve ontwikkeling)
  • De diversiteit aan gezinnen en maatschappelijke diversiteit die onze samenleving kenmerkt krijgt over het algemeen weinig aandacht.
  • Opvang kan nog meer rekening houden met verwachtingen en ervaringen van ouders.
  • Hoe groter de groep, hoe moeilijker om de kwaliteit hoog te houden
  • Matige score voor omgeving en infrastructuur. Qua ruimte en speelgoed is er nog ruimte voor verbetering, zo vonden de onderzoekers.

LEES OOK > Hoe maken we de kinderopvang toegankelijker voor iedereen?

Tevreden ouders

Opvallend is dat ouders er geen relatie is tussen de tevredenheid van de ouders en de scores van de opvang. Met andere woorden: ouders zijn even tevreden bij opvang die goed scoort als bij opvang die niet goed scoort.

Als ouders tevreden zijn, moet er dan iets veranderen? Ja, toch wel. Onderzoek over kinderopvang is vaak ideologisch gekleurd maar tot nu toe blijkt er toch één constante: als kinderopvang een positief effect wil hebben voor de ontwikkeling van het kind, dan moet het kwalitatief hoogstaand zijn. In dit geval betekent dat: extra inzetten op betrokkenheid en educatieve ondersteuning.

Elk kind heeft baat bij kwalitatief hoogstaande opvang, maar kansarme kinderen nog meer. Iedereen wint dus als de kwaliteit van de kinderopvang er op alle vlakken op vooruit gaat.

De basis is er

Het goede nieuws is dat de basis om te kunnen leren wél gelegd wordt in onze kinderopvang: zich goed voelen. Een kind dat zich goed voelt, stelt zich open voor de wereld rondom hem, ontdekt zijn omgeving en smeedt een band met de volwassenen rond hem.

‘Wij zijn toch geen school?’

In het Radio 1 –programma Hautekiet reageerde onthaalmoeder Lieve Schatmans. ‘Ze moéten op een bepaalde leeftijd dit en dat kunnen. Maar een kinderopvang is geen school. Laten we eerlijk zijn: een kind stimuleren, dat is voor het grootste deel een taak van de ouders.’

Maar de onderzoekers vinden dat geen reden om niet in te zetten op betrokkenheid en educatieve ondersteuning. Kleine ingrepen zijn volgens hen al voldoende, zoals bijvoorbeeld:
– op een iets hoger niveau dan de baby of peuter praten: daar leert een kind veel uit
– alles benoemen als je de tafel dekt (en de kinderen laten meehelpen)
– praten tijdens het verluieren.

‘Nu hebben de verzorgsters te veel de neiging om over de hoofden van de kinderen te spreken, terwijl dat belangrijke leermomenten zijn. Zeker voor de kinderen die het thuis niet meekrijgen’, concludeerden de onderzoekers.

Wat de Gezinsbond vraagt: minder kindjes per begeleider

De Gezinsbond is een grote voorstander van een regelmatige meting van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. De resultaten hebben ons heel wat interessante inzichten opgeleverd. Zo werd duidelijk dat grote groepen minder goede kwaliteit opleverden. En wat we al jaren zeggen, wordt opnieuw bevestigd: baby’s en peuters voelen zich beter én leren meer in kleinere groepen, met minder kindjes per begeleider.

De Vlaamse overheid moet volgens ons dan ook investeren in kleinere leefgroepen en minder kinderen per begeleider. Op korte termijn moeten we gaan naar maximaal zes kinderen per begeleider, en op lange termijn naar vier en zelfs naar minder als er ook baby’s bij zijn. De kinderopvang zelf kan nog iets meer doen op vlak van variatie aan ervaringen én ouders meer betrekken bij de opvang. Dat zal voor de toekomst nog betere resultaten opleveren, wat al onze kinderen ten goede komt.

LEES OOK > Nodig: een lagere begeleider-kindratio in de kinderopvang

Met een baby in huis ziet je leven er een pak anders uit. Daarom krijg je als jonge ouder gratis ‘Brieven aan Jonge Ouders’, een tijdschrift van de Gezinsbond boordevol herkenbare verhalen en boeiende weetjes. Ook kan je je inschrijven voor onze maandelijkse nieuwsbrief die perfect de leeftijd van je kindje volgt. Schrijf je hier snel in!

Gepubliceerd op: 26/04/2017, laatste update op: 18/03/2022