Wat als je kleinkind autisme of ASS heeft? Mag je dan niet knuffelen en kan je geen uitstapjes naar de dierentuin maken? En ligt het ook niet een beetje aan de ouders? Peter Vermeulen helpt de meest voorkomende misverstanden over autisme uit de wereld.
Zelf heeft Peter Vermeulen (58) drie kleinkinderen: ‘Het leukste aan opa zijn? Dat je alleen het plezier hebt, niet de dagelijkse zorg(en). Natuurlijk ligt dat wat anders als je een kleinkind met ASS (Autisme Spectrum Stoornis) hebt. Dan is er meer zorg nodig en maak je je vaker zorgen.
Toch kan je samen ook veel plezier beleven, als je een beetje weet hoe je het kan aanpakken.’ Peter helpt je door de misverstanden over autisme heen graag op weg naar genieten van een kleinkind met ASS.
Misverstand 1: ’In onze tijd bestond dat niet’
‘Terwijl de oude Grieken al over depressie schreven, kom je de term autisme pas in 1943 voor het eerst tegen. Dat niemand het “in onze tijd” over autisme had, komt omdat het even heeft geduurd voor de kennis hierrond bekend raakte bij een breder publiek. Autisme heeft nog geen eeuw geleden pas een naam gekregen.
Dat betekent niet dat het vroeger niet bestond. Toen noemden we dat “moeilijk opvoedbare kinderen” of werd er naar de ouders gewezen die zogezegd hun kinderen niet goed opvoedden. Vandaag weten we dat de oorzaak van autisme in de genen ligt, en dat noch ouders noch kinderen hier enige “schuld” treft.’
Misverstand 2: ’Het zal wel van de andere kant van de familie komen’
‘Als ik uitleg dat de oorzaak van ASS in de genen ligt, dan is de volgende vraag: “Van welke kant van de familie komt het dan, want wij zijn toch normaal?”
Ook als de ouders of grootouders “normaal” functioneren, kan je toch een kind met ASS krijgen. De genetische factoren die aan de basis liggen van autisme zijn een complexe materie en daardoor veel moeilijker traceerbaar dan van wie die blauwe of bruine ogen komen.
Mijn tip: het heeft weinig zin om op zoek te gaan naar wie je met de vinger kan wijzen. Kijk liever naar wat je van jouw kant kan doen om de ouders te ondersteunen.’
LEES OOK > Het oudste kind van Sarah heeft autisme: ‘Zijn autisme maakt hem tot wie hij is’
Misverstand 3: ’De ouders moeten gewoon wat strenger zijn’
‘Er wordt nog vaak gedacht dat het aan de opvoeding ligt dat kinderen met ASS zich anders gedragen. Omdat ouders niet streng genoeg zouden zijn of omdat de moeder te “koel” is, bijvoorbeeld. De wetenschap heeft ondertussen bewezen dat de oorzaak van ASS losstaat van de opvoeding.
Waar kinderen met ASS wel nood aan hebben: dat je zo letterlijk, helder en duidelijk mogelijk communiceert met hen. Voorspelbaar en consequent zijn, helpt gewoon. Wees zo helder en duidelijk mogelijk naar hen toe en blijf vriendelijk. Je kwaad maken omdat ze niet van de eerste keer luisteren, helpt hen niet. En jou dus ook niet.’
Misverstand 4: ’Ze groeien daar wel uit’
‘ASS kunnen we niet “genezen” en het is ook geen gedragsfase die overgaat op een bepaalde leeftijd. Dat betekent niet dat de kinderen niet kunnen evolueren en veel bijleren.
Laat je vooral niet ontmoedigen door wat je kleinkind vandaag niet kan, niemand kan voorspellen wat morgen brengt. Ook ik niet. Ik heb mij in het verleden al een paar keer vergist. Uit kinderen waarvan ik het niet verwachtte zijn uiteindelijk wel zelfstandige volwassenen gegroeid. Ook hogere studies zijn niet onmogelijk. Ik ken zelfs dokters met ASS.’
LEES OOK > Autisme vroeger opsporen via kijkgedrag baby’s?
Misverstand 5: ’Kinderen met autisme mag je niet knuffelen’
‘Dat beeld klopt niet. Onverwachte aanrakingen vinden ze inderdaad niet fijn. Dus een spontane knuffel, zomaar als je hen ziet of daar zin in hebt, is niet zo’n best idee. Maar maak je er een vast ritueel van, bijvoorbeeld bij het slaapritueel, en leg je dat op voorhand met tekeningen uit, dan kan het vaak wel.
Heb je toch zin in een spontane knuffel, zeg het dan op voorhand: “Nu wil ik je graag een knuffel geven.” Sommige kinderen komen wel spontaan knuffelen: dat is niet vreemd. Hun eigen besluit om een knuffel te geven aan jou, maakt het contact voor hen verwacht en dus fijn.’
Misverstand 6: ’Je kan niet samen op uitstap’
‘Het kan voor sommige kinderen met ASS goed zijn om even van omgeving te veranderen. Het hoeft er bij oma en opa dus helemaal niet honderd procent hetzelfde aan toe te gaan als bij mama en papa. Soep eten uit een bord in plaats van een kom, dat kan bijvoorbeeld heel waardevol zijn.
Want hoe beter een kind met ASS functioneert in verschillende omgevingen, hoe makkelijker het wordt om in onze maatschappij te functioneren. Pak het kalmpjes aan, met respect voor wat lukt voor je kleinkind. Maar blijf zeker niet altijd thuis zitten, maak – na de nodige heldere voorbereiding – samen uitstapjes.
Zoek naar hoe je samen plezier kan maken. Want geef toe, dat is toch het allerleukste aan oma of opa zijn?’
Peter Vermeulen is pedagoog en auteur van talloze boeken over autisme. Hij werkt als educatief medewerker bij Sterkmakers In Autisme, en is lid van het wetenschappelijk comité van de vereniging voor mensen met autisme en hun omgeving Participate!.
Dit artikel verscheen eerst in het Magazine voor GROOTouders (nr. 9, 2021). Ook ontvangen? Schrijf je dan in voor het magazine en de bijbehorende nieuwsbrief. Volg de Gezinsbond ook op Facebook, Twitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.
Gepubliceerd op: 28/06/2021