Ter gelegenheid van honderd jaar Gezinsbond pende auteur en journalist Dirk Musschoot zijn geschiedenis van het Vlaamse gezinsleven neer. In Toen geluk nog heel gewoon was beschrijft hij hoeveel er in die eeuw veranderd is, en daarbij put hij ook uit zijn persoonlijke ervaringen. Van kind van de sixties tot onnozele opa: een heerlijk gesprek over vroeger en nu.

Toen geluk nog heel gewoon was, die titel straalt pure nostalgie uit. Was het vroeger dan echt beter?

Dirk Musschoot: ‘Vroeger was het leven alleszins eenvoudiger, en in mijn herinnering leken gesprekken vroeger altijd ergens over te gaan. Terwijl er nu zoveel losse flodders passeren via WhatsApp of sms. Veel mensen geven elkaar likes op Facebook zonder zo’n bericht ook maar deftig te lezen. Dus ja, op dat vlak was het vroeger beter.

Maar op veel andere vlakken niet. Denk maar aan de geneeskunde. Je kan maar beter nu een problematische zwangerschap hebben dan vijftig jaar geleden. Of vakanties. Betaald verlof bestaat pas sinds 1936. En in het begin wisten mensen niet eens hoe ze daarmee moesten omgaan, ze moesten op vakantie leren gaan.’

Waar ging jij als kind op vakantie?

Dirk Musschoot: ‘Lange tijd was dat gewoon naar zee. Of naar de Ardennen. Pas vanaf het middelbaar gingen we eens over de grens, naar Luxemburg of Duitsland en later naar Oostenrijk. Vaak met
 de tent, dat was nogal een avontuur.

Ik ben van bescheiden komaf. Mijn moeder heeft nooit gewerkt. Of liever: ze heeft geen betaald werk verricht. Want ze heeft wel het hele huishouden draaiende gehouden, met drie kinderen. Mijn vader was bediende bij het christelijk ziekenfonds. We leefden dus van één inkomen.

Ik herinner me nog hoe we onze eerste auto kochten. Dat we een tv kregen. Kinderen van vandaag staan daar niet bij stil, die dingen zijn er gewoon.’

LEES OOK > Boek ‘Toen geluk nog heel gewoon was’: 100 jaar gezinsleven in Vlaanderen’

Je bent opgegroeid in Malem, een sociale woonwijk in Gent. Hoe heb je dat ervaren?

‘We woonden klein. Dat valt me altijd op als ik nu foto’s zie van vroeger. Mijn ouders, mijn broer, mijn zus en ik, met vijf, in die kleine woonkamer. En dan hielden we nog familiefeesten ook, met nonkels en tantes, grootouders, allemaal opeen.

Er was lange tijd zelfs geen echte badkamer. Dat was gewoon een kamer met een wastafel en een kraantje.
 Als je in bad wou kroop je in een plastic teil, waar je kokend water in goot en dat aanlengde met koud water tot het de goede temperatuur had. Achteraf vraag je je wel eens af hoe we dat allemaal deden, maar toen was het normaal.

Ik heb hele mooie herinneringen aan mijn kindertijd. Die was leuk en onbezorgd. Alles ging goed in ons gezin. En hoewel ik op de lagere school in de stad klasgenoten had die meer hadden – die toen al met het hele gezin twee weken naar Spanje trokken! – waren
 er ook kinderen die minder hadden.

Kinderen die nooit de klasfoto kochten, niet meegingen op schoolreis en het tijdschriftje Zonnekind of Zonnestraal niet hadden. Al besef je natuurlijk pas achteraf waarom.’

Had je als kind een band met je grootouders?

‘Mijn oma’s zijn jammer genoeg vroeg gestorven, maar mijn grootvader aan vaders kant zagen we minstens elke week. Op zaterdagavond gingen we bij hem boterhammen eten, en we gingen ook samen wandelen. Hij is helaas gestorven in de nasleep van een verkeersongeluk toen ik veertien was.

Mijn grootvader van moeders kant heb ik het best gekend. Hij had maagproblemen en moest erg op zijn voeding letten. Daarom kwam hij elke dag bij ons eten. Die opa, dat was een echte seigneur, met zijn nette kleren en zijn hoed.

Hij was een van de oprichters van de Kristelijke Beweging van Gepensioneerden (nu: OKRA), en is er lang voorzitter van geweest. Hij moest overal gaan spreken, kwam op tv als het over pensioenen ging en was soms te horen op de radio.

Ik keek naar hem op. Dat kon ook niet anders, als je zag met hoeveel ontzag de mensen hem altijd groetten op straat. Maar tegelijkertijd was hij gewoon mijn opa. Als ik dat wou kroop ik bij hem op schoot.

Vanaf mijn zestiende kookte ik voor hem wanneer mijn ouders op reis gingen. Dan schilde ik aardappelen, sneed ze in frieten en bakte biefstuk. Soms haalde ik de barbecue uit voor ons tweeën. Dat waren onze een-op-eenmomenten.’

LEES OOK > Pubers en hun grootouders: twee handen op één buik

Was alles bespreekbaar in zo’n hechte familie?

‘Veel dingen waren bespreekbaar. Maar ook niet alles. Mijn vrouw Tine en ik zijn al samen sinds ons zeventiende. Maar op die leeftijd vertellen dat je een lief hebt? Dat lag toch moeilijk.

We hebben dat wat moeten rekken, tot we achttien waren. En dan konden we nog altijd niet alleen bij elkaar op bezoek. Haar ouders of mijn ouders moesten altijd thuis zijn. Want wie weet wat er anders kon gebeuren! (lacht)

Tine en ik zijn allebei hogere studies gaan volgen. Samenwonen kwam zelfs niet in ons op. Pas nadat ik was afgezwaaid bij het leger en een job had, zijn we getrouwd. We waren toen al vijfentwintig. Twee jaar later kregen we onze dochter Maartje en later onze zonen Jasper en Robbe.

Eigenlijk is dat allemaal erg vanzelf gegaan… Wie had gehoopt op persoonlijke drama’s moet ik teleurstellen. (lacht) Hout vasthouden natuurlijk. Ik ben me er erg van bewust dat alles heel snel kan veranderen.’

Welke lessen wou je jouw kinderen vooral meegeven?

‘Dat speelsheid heel belangrijk is. Toen ze nog jong waren, heb ik hen erg gestimuleerd om onnozel te doen en zelfs om kattenkwaad uit te halen. We hebben een foto waarop de kinderen een emmer water over het hoofd van mijn vader uitgieten, geweldig vind ik dat.

Ik heb hen ook altijd aangespoord om origineel en creatief te zijn. Je moet met je eigen smoel naar buiten komen, en je moet kansen grijpen. Dat is zo ontzettend belangrijk! Het is trouwens zo dat mijn eigen carrière vorm heeft gekregen. Ik ben altijd gefascineerd geweest door verhalen, maar het was nooit mijn droom om schrijver te worden.

Toen ik bij de radio werkte, maakte ik tijdens een interview kennis met schrijver Karel Verleyen. Hij heeft me gevraagd om een artikel uit te werken voor het jeugdtijdschrift Top. “Ik heb dat nog nooit gedaan”, dacht ik. Maar goed, met zijn steun is het gelukt.

Blijkbaar is mijn stuk opgevallen, want al snel kreeg ik de vraag om een eerste boek te schrijven. Had ik die kans niet gegrepen, dan had mijn leven er vast helemaal anders uitgezien.’

Geef je die levenslessen ook mee aan je kleinkind Vik?

‘Ik werd opa op mijn zevenenvijftigste. Dat is best jong, maar stiekem zat ik wel een beetje te wachten tot een van de kinderen ‘iets’ moest aankondigen. Vik is nu twee, en als hij hier is spelen we samen verstoppertje in de tuin, turnen we en zeggen we vuile dingen.

“Ik heb in mijn broek gedaan!”, zeg ik bijvoorbeeld voor, en hij probeert dat na te zeggen. Hij heeft meteen in de smiezen dat het iets ondeugends is, dat zie je aan hem. We gaan ook regelmatig samen naar de boekhandel, waar hij een boekje mag uitkiezen. Het geeft enorm veel voldoening om zo bewust met Vik bezig te zijn.’

Wat is volgens jou het grootste verschil tussen het ouderschap en het grootouderschap?

‘Ik heb vandaag veel meer tijd voor mijn kleinkind dan ik vroeger had voor mijn eigen kinderen. Toen zij klein waren was ik volop aan mijn carrière aan het bouwen. Ik was vaak in het buitenland, werkte van ’s morgens tot ‘s avonds, soms weekends door…

Intussen zit ik in een landingsbaan. Dat is niet volledig mijn eigen keuze, maar ik maak er het beste van. Dat wil zeggen dat ik veel tijd doorbreng met Vik, en binnenkort ook met het tweede kleinkind dat op komst is. Je hoort me dus niet klagen! Daarnaast blijf ik ook boeken schrijven. Ik weet wat gedaan.’

LEES OOK > Wat leren kleinkinderen van hun grootouders?

Hoe vaak zie je Vik ongeveer?

‘Vaak. Al onze kinderen wonen op maximaal tien 
minuutjes fietsen. Dan spring je al snel bij elkaar binnen. Het is ook heel handig als zich een opvangprobleem voordoet. Er is bijna altijd een van ons tweeën thuis.

Eigenlijk is dat het voornaamste verschil met vijftig of honderd jaar geleden: vandaag mag je als grootouder veel meer aanwezig zijn. Vroeger was het vrouw aan de haard en bleven haast alle moeders thuis. Dan heb je de oma’s en opa’s niet nodig voor de opvang.

Al ben ik als opa méér dan opvang. Ik ben de maat van die kleine, bij wie hij gek mag doen, mag spelen en met wie hij op uitstap mag. Ja, het is leuk om opa te zijn.’

Meer info

Toen geluk nog heel gewoon was. Hoe het Vlaamse gezin in honderd jaar helemaal veranderde (Lannoo) is in de Standaard Boekhandel te verkrijgen. Als lid van de Gezinsbond krijg je tien procent korting.

De gezinsbond viert in heel Vlaanderen en Brussel zijn honderdste verjaardag, onder meer met vertelvoorstellingen met Dirk Musschoot in De Pinte, Genk en Aarschot.

Foto: Kristof Ghyselinck

Dit artikel verscheen eerst in het Magazine voor GROOTouders (nr. 3, 2020). Ook ontvangen? Schrijf je dan in voor het magazine en de bijbehorende nieuwsbrief. Volg de Gezinsbond ook op Facebook, Twitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.

Gepubliceerd op: 07/10/2020, laatste update op: 26/10/2020