Als spiegels konden praten … We foeteren ertegen, maar we kunnen ze tegelijk niet missen. Wie werpt niet snel een blik in de spiegel voor die het huis uitgaat? Jan en Francis Deknudt weten alles over spiegels. Spiegels Deknudt in Deerlijk ging van vader op zoon. Francis stond tweeëndertig jaar aan het hoofd, Jan volgde hem drie jaar geleden op. In een toonzaal vol spiegels hebben we het met vader en zoon over generaties en wat die doorgeven, over grootouderschap vroeger en nu. En over spiegels natuurlijk.
‘Mijn grootvader Aloïs had een kaderbedrijf’, begint Francis zijn verhaal. ‘De oudste zoon nam het over, mijn vader Frans zocht iets anders. Het was vlak na de oorlog en er was van alles nodig. Hij besloot spiegels te maken.
Van ondernemingsplannen was nog geen sprake. Vader keek en luisterde hoe anderen het deden, en zorgde ervoor dat zijn product beter was. Kwaliteit verkocht zichzelf en het eenmansbedrijfje groeide tot het – op het hoogtepunt – driehonderd mensen tewerkstelde.
In het begin werden vooral badkamerspiegels gemaakt. Glas slijpen en versnijden en een zilverlaagje erop, puur functioneel. Later kwamen daar decoratieve spiegels bij: blikvangers in het interieur.’
De spreekwoordelijke spiegel
Frans werkte keihard. Zijn bedrijf bepaalde zijn hele doen en laten. Zo’n leven wilde zoon Francis niet. Hij studeerde landbouwingenieur en ging als coöperant voor een ngo in Congo werken. Zoon Jan is daar geboren.
‘De eerste keer papa worden, dat was de mooiste dag van mijn leven’, zegt Francis. Het tweede kindje Sarah werd doodgeboren. Een zware klap voor het jonge gezin. ‘Bij de volgende zwangerschap gingen we naar België voor de bevalling. Mijn vader zei: ‘Blijf hier en kom in het bedrijf.’
Wij moesten toen beslissen of we ons leven in Congo of hier zouden uitbouwen. Het werd België. Het bedrijf groeide, ik wilde die familieparel niet verloren laten gaan en besloot er mijn schouders onder te zetten. Mijn vader kon de touwtjes maar moeilijk lossen en hij werd bovendien ongeneeslijk ziek. Dat was een zeer moeilijke periode.’
Maar zo ging het dus toch van vader op zoon. ‘Het bedrijf is je kind en je wordt er verliefd op. Vroeger maakten wij alle spiegels van het begin tot het einde in onze fabriek. Tot Chinese spiegels de markt overspoelden en consumenten massaal kozen voor goedkoop. Dat wij betere kwaliteit maakten, kon daar niet tegenop.
We verhuisden de assemblage noodgedwongen naar Slovakije, en ik moest mensen ontslaan. We zijn afgeslankt tot negentig werknemers. Hoewel dat heel pijnlijk was, begrepen de mensen dat ik niet anders kon. Ons bedrijf ligt in een dorp, wie ik ontsloeg kwam ik de volgende dag in de winkel tegen. Je moet mensen nog onder ogen kunnen komen én je moet nog in de spreekwoordelijke spiegel kunnen kijken. Dat is, naast de gedrevenheid om topkwaliteit te leveren, altijd mijn leidraad geweest.’
‘Mijn lijfspreuk komt uit een lied van Willem Vermandere: Als heel de wereld vals is en u schandelijk bedriegt, kijk dan diep in uwe spiegel, uwe spiegel die nooit liegt’ – Francis
Ook Jan zag voor zichzelf geen loopbaan weggelegd in het spiegelbedrijf. ‘Omdat ons moeke niet buitenhuis werkte, kon vader – de weinige momenten dat hij er was – leuke dingen met ons doen. Ik heb hem niet ervaren als een afwezige papa, maar toch wilde ik zelf niet even hard opgeslorpt worden door het werk als hij.’
Jan studeerde vertaler-tolk, en dankzij zijn opa aan moeders kant kwam hij nadien in de textielsector terecht. ‘Het was een bijzondere man’, vertelt Jan over zijn opa Kerkhof. ‘Hij sprak zes talen en reisde de wereld rond op een moment dat dat nog niet evident was. Met zijn firmaatje van twee man kocht hij wereldwijd garens aan. Daarmee bevoorraadde hij ongeveer alle textielbedrijven in Vlaanderen – en dat waren er veel.
Opa Deknudt was een productieman, opa Kerkhof een verkoper in hart en nieren. Hun beider bloed stroomt door mijn aderen. Toen ik afstudeerde bezorgde opa Kerkhof me een lijst met, in zijn ogen, de beste textielfabrieken in de regio: ‘Daar kunnen ze zeker een talenknobbel met commercieel talent gebruiken.’ Ik kreeg er de nummers van de bazen bij om te bellen met zijn groeten. Gebeld heb ik niet, maar ik heb wel gesolliciteerd, en werd aangeworven.’
Van vader op zoon
Toen de vader van zijn beste vriend stierf, ging Jan nadenken over familiebanden. ‘Ik was op dat moment een jonge dertiger en dacht nog niet aan het verlies van ouders. Ik zag die vriend keihard afzien en besefte dat mijn vader zijn ziel in het spiegelbedrijf had gestoken. Het idee groeide om zijn levenswerk verder te zetten. Ik ben er uiteindelijk gestart in de verkoop en nam drie jaar geleden de firma over. Ik heb er nog geen seconde spijt van gehad.’
‘Onze zonen zijn alle drie ondernemend’, vertelt Francis trots. ‘Pieter richtte Reveil op, dat op 1 november al voor de negende keer doorging op intussen honderdveertig kerkhoven. Hij is daar bijzonder intensief mee bezig. Karel is een gedreven marketeer en was nauw betrokken bij Lokaalmarkt, waar plaatselijke boeren hun waar verkopen. Een samenwerking tussen Pieter, Karel en Jan zou een turbo opleveren. Maar ieder zijn terrein, net zoals dat in vorige generaties ging, is wellicht beter om overeen te blijven komen.’
Jan zet in het spiegelbedrijf het werk van zijn grootvader en vader verder, mét zijn eigen accenten. ‘Mijn vader overlegde tot in het extreme met iedereen in het bedrijf, om een breed draagvlak te creëren. Daardoor hebben we nu een erg loyale ploeg die het gewoon is om mee na te denken over alles. Alleen… wil ik soms wat sneller kunnen vooruitgaan. Toch gooi ik die overlegcultuur niet overboord. Het zit nu eenmaal diep in ons familie-DNA dat iedereen moet meedenken. Dat werd thuis, toen we kind waren, ontzettend aangemoedigd, en gebeurt nu dus ook in het bedrijf.’
‘De familiestok wordt doorgegeven, maar veranderende tijden vragen een andere aanpak’, beseft Francis. ‘Een goed product maken volstaat niet meer. Je moet uitpakken met wat je doet. Marketing is onontbeerlijk geworden.’
Schoon geschreven
Over de relatie met zijn grootouders vertelt Jan: ‘Met oma Deknudt heb ik een goeie band. Zij leeft nog. Opa Frans stierf toen ik twaalf was. Onze band was niet zo hecht. Hij had thuis een bureau met dubbele deur, was altijd aan het werk en mocht niet gestoord worden. Op familiefeesten bleef hij nooit lang. Ik herinner me hoe we bij hem op schoot onze nieuwjaarsbrief opzegden. Dan zei hij: ‘Schoon geschreven.’ Dat was het. Of hij wees op iets wat we doorstreept hadden, want voor opa moest het altijd beter.
Toen ik de leiding over het bedrijf kreeg, gaf ik zijn foto een plek in mijn kantoor. Ik besef nu dat zijn harde werk veel goeds bracht en de ruggengraat van ons bedrijf vormt. Ik heb ook trekjes van hem mee, zoals het focussen op verbeterpunten. Mijn levenspartner en mijn vrienden zeggen dat ik altijd een ‘maar’ heb. Ik ga naar een concert, vind het keigoed, maar … het geluid was toch niet honderd procent. Ik wil dat dan delen met de organisatoren. Niet als kritiek, maar om hen de kans te geven zichzelf te verbeteren.’
LEES OOK > Hoe laat ik mijn kleinkinderen delen in mijn erfenis?
Opa van de gekke gesprekken
‘De band tussen grootouders en kleinkinderen is nu hechter dan bij de vorige generaties’, ervaart Francis. ‘Bij de geboorte van Stef, mijn eerste kleinkind, was ik heel emotioneel. Bij de komst van de volgende kleinkinderen was de overrompeling minder, eerder stille verwondering om het mirakel. Allemaal even mooi.’
‘Mijn ouders zijn niet het type grootouders dat altijd klaarstaat om zorg op te nemen’, vult Jan aan. ‘De ouders van mijn vrouw nemen elke donderdag ons huishouden over. Ze koken, halen de kindjes van school, gaan ermee zwemmen enzovoort. Bij mijn ouders ligt het minder vast in een stramien. Ze zijn daar niet alleen eigenzinniger in, maar voeren ook gekkere gesprekken.’
‘De zes kleinkinderen die in Deerlijk wonen, komen hier op woensdag eten’, vertelt Francis. ‘Ik wil dan dat ze praten aan tafel. Geen gsm dus. En ik stel veel in vraag, want ze moeten een eigen mening vormen. Humor vind ik ook belangrijk. Voor de rest wil ik dat ze zich veilig voelen bij ons, in de betekenis van ‘geborgen’ en niet van ‘risico’s voorkomen’. Integendeel zelfs, ik zal eerder samen met hen berekende risico’s nemen.’
‘In ons spiegelbedrijf zet ik het werk verder van mijn grootvader en vader’ – Jan
‘De samenleving is er niet makkelijker op geworden, onze kleinkinderen zullen hun eigen uitdagingen tegenkomen. Maar ik heb een hekel aan onheilsprofeten. Mijn grootvader maakte de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog mee, dát was pas miserie. Ik heb sowieso vertrouwen in die jonge gasten. Er zijn nu veel mogelijkheden, naast de onzekerheden over wat de toekomst zal brengen, maar dat is altijd zo geweest.
Alles verandert en tegelijk blijft de essentie hetzelfde: mensen willen het beste voor hun kinderen. Ze hebben lief, maken ruzie, lachen, wenen… Dat is hier zo en was in Congo niet anders. Ach, de kleinkinderen zullen hun weg wel vinden. Ze worden al groot. Het doet me iets om Stef, Manu en Mila over het voetbalveld te zien rennen. Ze spelen goed, maar … ik heb ook wat advies voor hen. Daarvoor wacht ik nog even een goed moment af. Die puntjes van verbetering, hè. We kunnen het niet laten.’
LEES OOK > Onze Gezinsbond-podcast over veerkracht is terug!
Foto’s: Kristof Ghyselinck
Dit artikel verscheen in het Magazine voor GROOTouders (nr. 15, 2023). Ook ontvangen? Schrijf je dan in voor het magazine en de bijbehorende nieuwsbrief. Volg de Gezinsbond ook op Facebook, Twitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.
Gepubliceerd op: 06/01/2023, laatste update op: 15/02/2023