Fanny adopteerde haar zoon Milo vijftien jaar geleden uit een weeshuis in Kazachstan. Na een zoektocht kwam Fanny vorig jaar zijn biologische mama op het spoor en afgelopen paasvakantie trok ze samen met Milo naar Kazachstan.Maar hoe begin je aan zo’n zoektocht naar de ‘buikmama’, zoals Fanny en Milo haar noemen. En hoe beleef je die zoektocht als adoptiemama? Fanny vertelt erover.

Fanny: ‘We hebben Milo van meet af aan verteld dat hij geadopteerd was en dat zijn buikmama in Kazachstan woonde. Er was ons ook gezegd dat hij nog twee oudere broers had. Dat vertelde hij trots aan wie het wilde horen. Regelmatig zei hij dat hij graag een foto van zijn mama wilde.

Ik wist niet hoe ik haar kon terugvinden, tot ik twee jaar geleden in contact kwam met adoptieouders die ook een kind uit Kazachstan hebben. Ze vertelden over een organisatie, gespecialiseerd in het opsporen van mensen in Wit-Rusland en Kazachstan. Zij hebben Milo’s mama gevonden. Het kostte me veel geld, maar ’t was het waard. Hij heeft het recht zijn roots te kennen.’

Chatten met behulp van Google Translate

Fanny: ‘Via een kennis die Russisch spreekt en dankzij Google Translate konden we chatten, en soms zwaaiden we eens naar elkaar op Skype. We spreken jammer genoeg elkaars taal niet.

Zijn mama vertelde dat ze ook op zoek was gegaan, maar in het kindertehuis zei men dat ze het verleden moest laten rusten. Ze had binnen Kazachstan gezocht en op zijn geboortenaam. Maar hij was hier en heette intussen Milo.’

Ik wil mama voelen en ruiken

Fanny: ‘Ze heeft me duizendmaal bedankt dat ik voor Milo heb gezorgd, er viel een pak van haar hart. Milo bleek twee oudere zussen te hebben (en geen broers) en zijn mama had met haar nieuwe man ook nog een jonger zoontje.

Bij Milo groeide het verlangen om zijn biologische mama te ontmoeten. ‘Ik wil haar voelen en ruiken en haar omhelzen.’ We besloten om naar daar te reizen.’

Geen DNA-test nodig

Fanny: ‘De ontmoeting met zijn mama, zussen en broertje was heel emotioneel. We hebben allemaal traantjes gelaten, alleen Milo niet. Ook als kind huilde hij niet, zelfs niet als hij pijn had. Maar hij vloog hen wel meteen in de armen.

Hij lijkt op zijn oudste zus, ze hebben allemaal bepaalde fysieke kenmerken gemeen en zijn mama heeft een tik die Milo ook heeft. Heel merkwaardig. Ik had geen DNA-test nodig om te weten dat het familie is.

Ze wonen in een klein huis op het erf van haar vader. Een heel ander leven dan hier. Zijn mama noemen we nu bij haar naam: mama Lyazzat. En ik blijf gewoon mama.’

Terug naar het kindertehuis

Fanny: ‘We zijn ook naar het kindertehuis gegaan, mama Lyazzat wilde dat niet, wellicht was dat te confronterend. Ik vond het belangrijk voor Milo, maar het deed hem niks. Ze waren daar wel blij dat er iemand terugkwam na al die jaren.

Ik zocht ook de taxichauffeur op die me destijds elke dag van en naar het tehuis bracht, ook hij was heel aangedaan bij het weerzien. Milo heeft daar nog een opa, en ook nonkels, tantes, neven en nichten kwamen langs om hem te zien.’

Puberteit, een goede periode voor een zoektocht?

Fanny: ‘Mensen uit mijn omgeving zeiden me dat de puberteit niet de beste periode is om de zoektocht naar zijn roots te doen. Maar ik wilde niet te laat komen. Het was misschien de laatste keer dat we de opa hebben gezien. Zijn papa is intussen gestorven, maar daar heeft Milo merkwaardig genoeg nooit naar gevraagd.’

Regelmatig contact

Fanny: ‘Sinds we daar zijn geweest houden we regelmatig contact. Al ben ik het meestal die het initiatief neem. ‘Vraag eens hoe het is met die of die’, zegt Milo dan. De taal maakt het wel wat moeilijk.

Als ze nog wat gespaard hebben, willen zij hier op bezoek komen. Mama Lyazzat heeft nog nooit gevlogen en is zelfs nog nooit buiten Kazachstan geweest.’

Een extra mama

Fanny: ‘Ze drukte me op het hart dat ik streng moet zijn voor Milo en hem moet laten helpen. Goedbedoelde raad die weinig uithaalt, maar ’t is wel bijzonder dat er nu nog een mama is die zich bekommert om hem en zijn opvoeding.

Ze zegt dat ik als een zus ben voor haar. Ik heb zelf geen zussen of broers, ik weet dus niet hoe dat voelt.’

Graag zien verbindt ons

Fanny: ‘De bloedband die hen tot familie maakt, is er tussen mij en Milo niet, maar dat maakt geen verschil. Graag zien is wat ons met elkaar verbindt. Op zijn aankomstkaartje stond: ‘Je groeide niet onder mijn hart, maar wel er middenin.’ En zo is het helemaal.’

LEES OOK> Hoe Milo de zoektocht zelf beleefde

FOTO Kristof Ghyselinck

Volg de Gezinsbond ook op FacebookTwitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.

Gepubliceerd op: 06/09/2018, laatste update op: 16/06/2023