Om leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te ondersteunen werd enkele jaren geleden het M-decreet ingevoerd. Dat kende nogal wat tekortkomingen. Het nieuwe Leersteundecreet en het bijhorende leersteunmodel bieden daar vanaf september een antwoord op. Er komt een sterkere basiszorg en meer specifieke zorg in het gewoon onderwijs, versterking van de competenties van leerkrachten en meer hulp in de klas. Een nieuw kenniscentrum Leerpunt zet daar samen met de CLB’s, de pedagogische begeleidingsdiensten en de leersteuncentra volop de schouders onder.

Elke school verantwoordelijk

Omdat niet alle scholen even sterk inzetten op zorg, is de last vandaag heel ongelijk verdeeld. Ouders van kinderen met extra zorgnoden gaan noodgedwongen op zoek naar scholen die hun verantwoordelijkheid opnemen. Zo krijg je een concentratie van zorgnoden in die scholen, terwijl andere scholen verder gaan met de ‘sterkere’ leerlingen.

Voortaan zal de inspectie extra waken over de kwaliteit van de leerlingenbegeleiding en zullen scholen die op dat vlak achterblijven en meermaals leerlingen weigeren omwille van hun specifieke onderwijsbehoeften, verplicht zijn een begeleidingstraject te volgen.

Wie heeft recht op leersteun?

Naast de brede basiszorg en verhoogde zorg voor alle leerlingen die dat nodig hebben, hebben leerlingen met een GC-verslag (Verslag voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of voor toegang tot het buitengewoon onderwijs) recht op leersteun.

Leersteuncentra bieden expertise inzake didactiek, handicap, inclusie en coaching aan. Ze werken hiervoor samen met het buitengewoon onderwijs en welzijnspartners. Vier leersteuncentra zijn gespecialiseerd in ondersteuning van leerlingen met motorische, visuele, auditieve of visuele beperkingen. Veertig leersteuncentra geven expertise ongeacht de zorgnood of het onderwijstype. Scholen kunnen kiezen met welk leersteuncentrum ze samenwerken, los van netten en koepels.

Gewoon, buitengewoon of allebei

Voor leerlingen die omwille van zware zorgnoden het gemeenschappelijk programma in een ‘gewone’ school niet aankunnen, kan in overleg met ouders een apart traject worden uitgewerkt: het ‘individueel aangepast curriculum’. Een school bekijkt of de gevraagde ondersteuning haalbaar is voor het team. Als de aanpassingen die de betrokken school daarvoor moet doen ‘redelijk’ zijn, mag de leerling zich definitief inschrijven. Vindt de school de aanpassingen te zwaar (disproportioneel), dan gaat de inschrijving niet door.

De afweging gebeurt in overleg met ouders en op basis van vastgelegde criteria. Een niet-betrokken CLB kan als bemiddelaar optreden. Een school die meermaals besluit dat aanpassingen disproportioneel zijn, wordt verplicht sterker te worden zodat ze meer onderwijs voor leerlingen met een individueel aangepast curriculum aankunnen.

Als gewoon onderwijs geen optie is, kan de leerling naar het buitengewoon onderwijs. Nieuw is dat de scholen voor buitengewoon onderwijs informatie moeten blijven uitwisselen met het gewoon onderwijs, met het oog op een eventuele terugkeer van leerlingen. Leerlingen die een individueel aangepast curriculum volgen, zullen ook deeltijds in het gewoon en buitengewoon onderwijs les kunnen volgen.

LEES OOK > Piet Roelens geeft les in het buitengewoon onderwijs: ‘Jammer dat de samenleving zo hard is voor wie anders is’

Een stap naar meer inclusie?

Het is een verdienste van het nieuwe leersteundecreet dat er meer aandacht is voor de noodzakelijke fundamenten van inclusie, namelijk een brede basiszorg, verhoogde zorg, competentieversterking en meer hulp in de klassen. Een sterke monitoring van de effecten hiervan is aangewezen.

Twee groepen die vandaag onvoldoende hun recht op kwaliteitsvol onderwijs kunnen laten gelden – leerlingen met meervoudige beperkingen en leerlingen met een leervoorsprong – krijgen meer ondersteuning. Voorlopig gaat het nog om plannen en projecten, maar hopelijk wordt het daadwerkelijk waargemaakt op basis van de expertise die daarover werd opgedaan.

De rol van ouders

Een belangrijke kritiek op het nieuwe leersteundecreet is dat een lange termijnvisie op inclusie ontbreekt. Een onafhankelijke expertencommissie zal zich daar verder over buigen.

Voor de Gezinsbond is het belangrijk dat bij de uitrol van het decreet en bij de evaluatie rekening gehouden wordt met de concrete ervaringen van leerlingen en ouders. Welke leerlingen kunnen de stap naar inclusie zetten en wie niet? Blijft extra ondersteuning van thuis uit een beslissende rol spelen?

De rol van ouders binnen het leersteuntraject moet meer in beeld komen. De taken die ouders moeten opnemen om inclusief onderwijs mogelijk te maken, moeten haalbaar zijn voor elke ouder, ongeacht opleiding of financiële draagkracht. Vandaag is inclusief onderwijs nog te vaak een voorrecht voor kinderen van wie de ouders zelf heel wat investeren in de extra zorg voor hun kind. Ze werken deeltijds om extra ondersteuning te bieden of kopen ondersteuning en therapie in. Dat is niet de rol die ouders moeten en willen spelen. Zij dienen vooral betrokken en gewaardeerd te worden als ervaringsdeskundige in het welbevinden van hun kind. Het is in het belang van iedereen die belangrijke stem van ouders, samen met die van de leerling zelf, in elke fase van het leersteuntraject te beluisteren en te erkennen.

LEES OOK > Orthopedagoog Beno Schraepen: ‘Inclusie moet een keuze zijn, geen toeval’

Volg de Gezinsbond ook op FacebookTwitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.

Gepubliceerd op: 08/08/2023