Wim Willaert veroverde de harten van televisiekijkend Vlaanderen als Frank Welvaert in de serie Eigen kweek. Dat zijn acteerwerk velen laat lachen en ontroert doet Willaert plezier. ‘Maar overal herkend worden, is lastig’, zegt hij. De acteur woont sinds enkele jaren weer in zijn ouderlijk huis in Nieuwpoort. Bij een gemberthee – geschonken in het beste servies van zijn moeder – hebben we het over zijn kindertijd, het schoolsysteem dat Wim overleefde door voor nar te spelen en kinderen opvoeden. ‘Uit fouten maken leer je het meest.’

Leeftijdsverschil

Wim groeide op als de jongste in een gezin met vijf kinderen. ‘Ik kwam vier jaar na mijn broer en tien jaar na mijn oudste zus. Door het leeftijdsverschil voelde ik me een beetje als een enig kind.

Bij ons thuis waren orde en netheid heilig. Alles op zijn plaats en nergens aankomen. Geen ideale speelomgeving. Toen ik na het vertrek van mijn ouders naar een woonzorgcentrum mijn intrek nam in dit huis, heb ik meteen de tafel verplaatst die nooit een millimeter van zijn plaats was geweken. Ik heb de niet gebruikte haard aangestoken en feestjes gegeven voor vrienden. Het was een soort therapie. Ik zag mijn ouders heel graag, het waren lieve mensen. Maar ik heb geleden onder die extreme orde.

Ik denk dat mijn vader ADHD- en autismetrekjes had, zoals ik. En dat hij die met een strikte ordelijkheid onder controle hield. Toen hij begon te dementeren zei hij heel vaak tegen moeder: “Jacquelientje, ze hebben ons nogal gedrild, he.” De orde zal er in zijn jeugd ingeramd geweest zijn. Tot mijn twintigste was ik ook extreem ordelijk. Toen ik me eens ergerde omdat een vriend op mijn kot enkele netjes gestapelde blaadjes had verschoven, besefte ik: dit wil ik niet. En het was over.’

LEES OOK > In het gezin van Annelies en Lieven kan iedereen zichzelf zijn: ’Het is hier soms de ADHD’ers tegen de autisten’

Een tweede thuis

Acteur Wim Willaert over leren uit je eigen fouten en het vaderschap: ‘Behandel kinderen als volwaardige personen’

De ouders van Wim stonden allebei in het onderwijs. ‘Vader hanteerde in de klas een “regime”. Je wist op elk moment wat je moest doen’, vertelt hij. ‘Toen ik bij hem in de klas zat, behandelde hij mij zoals de andere leerlingen. Als ik straf kreeg zei hij dat niet tegen moeder. Dat vond ik top van hem.

Mama wilde dat we goed studeerden. We werden naar onze kamer gestuurd, maar ik wist niet wat ik met dat dode papier moest. Ze zal zich vaak afgevraagd hebben wat er van mij zou worden. Ze noemde me wel eens “de nagel aan haar doodskist”. Mijn vader liet ons met rust, en suste: “Ze zullen hun weg wel vinden.”’

Bij de familie Lips – iets verder in de straat – vond Wim een tweede thuis. ‘De voordeur stond er altijd open. Letterlijk’, herinnert hij zich. ‘Er waren vijf jongens. Daar ging ik vaak spelen, een soort “zelfadoptie”. Moeke Lips was een hartelijke volksvrouw. Ik mocht er ook mee-eten. Het zesde zoontje hebben ze Wim genoemd, naar mij. Mooi toch dat je als kind nog warme plekken hebt buiten je eigen gezin. Nu zijn gezinnen vaak op zichzelf. Twee kinderen, weinig contact in de buurt, dochter naar de balletles over en weer gevoerd. Zoon naar het voetbal en weer naar huis. Heel “klein” allemaal.

Rond mijn twaalfde raakte ik bevriend met de twee zonen van dokter Sabbe. Hun moeder zag mij graag komen omdat de broers dan geen ruzie maakten zoals ze anders deden. Dokter Sabbe was wijnliefhebber en leerde me wijn proeven. Er stond een beeldhouwwerk van Willem Vermandere in hun huis en er hingen schilderijen. Dat was een nieuwe wereld voor mij.’

Makke schapen

Op school liep Wim geen rimpelloos parcours. ‘Aan sommige leerkrachten bewaar ik wel goeie herinneringen. Vooral aan meester Joris van het eerste leerjaar, hij was een hippie op sandalen met een lange baard en hij speelde gitaar. Ik ken de liedjes die we zongen nog allemaal. In het tweede leerjaar hadden we een gewone leerkracht. Geen slechte, maar een “gewone”.

Tot mijn achttien zo’n saaie bedoening zag ik niet zitten. Ik besloot om de boel te animeren. Daar heb ik mijn talent om te acteren ontwikkeld. Ik nam me ook voor om mijn eigenheid niet te laten afnemen. Op school proberen ze een kuddedier van je te maken. “Makke schapen” noemen ze een brave klas. Ik kon en wilde daar niet in meedraaien. Mijn schoolresultaten waren heel wisselend. Wie me als persoon aansprak, had me mee. Dan leerde ik graag en gretig en haalde ik goeie resultaten. Was de leraar de alweter en moesten wij luisteren en vanbuiten leren, dan haakte ik af en kelderden mijn punten.

‘Je moet een kind niet betuttelen.’

Er is sindsdien veel veranderd in het onderwijs. De pedagogische tik of iemand aan de haren trekken, zoals ik meemaakte, mag niet meer. Maar scholen dwingen kinderen toch nog altijd tussen de door volwassenen bepaalde lijntjes. Van in de kleuterklas is het: in de rij lopen, jasjes aan de kapstok, jij bent visje en jij kikkertje en later ben je nummer 20 of 21.’

Creativiteit niet afremmen

In zijn boek Over wolken schrijft Wim over een onderzoek dat aantoont hoe creatief de meeste kinderen zijn en hoe snel dat achteruitgaat. ‘Volwassenen onderschatten kinderen en nemen ze niet ernstig. Er zijn goede leerkrachten, maar ze zitten in een systeem dat weinig ruimte laat. Onderwijs en opvoeding zouden de creativiteit van kinderen moeten waarderen en aanmoedigen in plaats van afremmen. En hen laten kiezen wat bij hen past.

Natuurlijk moet je basiskennis en -vaardigheden meegeven zoals taal, rekenen en geschiedenis. Als dat onderwezen wordt door mensen die bezield zijn door hun vak, zal de vonk wel overslaan. Ik droom van een onderwijs dat naast de basisvakken kinderen laat kiezen wat ze doen en leren. Ik heb jarenlang op woensdagnamiddag sport moeten volgen. Dat boeit me niet. Muziek moest ik na de uren doen. Volwassenen bepaalden dat sport wel en muziek niet belangrijk was. Een kleuter met een minder goede fijne motoriek is een “probleemgeval” en mag misschien niet naar de volgende klas. Waar zijn we mee bezig? Ik kon ook niet prikken of kleine prentjes knippen en plakken. Dan ligt je talent ergens anders.

Na het middelbaar ging ik rechten studeren. Leren kon ik nog altijd niet. “Als je naar de theaterschool gaat, zal je nooit meer moeten studeren”, zei een vriend. En zo trok ik naar Studio Herman Teirlinck. Voor het eerst in mijn schoolcarrière was ik niet meer de enige “zot”. Iedereen was daar zoals ik. Ik zat in de klas bij Wim Opbrouck die me meenam naar theater, concerten en musea. Het was een openbaring.’

LEES OOK > Een hobby voor je kind? Zo maak je goede keuzes én hou je het plezant

Om mama roepen

Toen hij het huis verliet, sprak Wim zijn ouders een jaar lang aan met hun voornaam. ‘Een manier om de ongelijkwaardigheid van de ouder-kindrelatie eruit te krijgen. Daarna zei ik weer mama en papa. Als volwassene heb ik met mijn moeder veel gesproken over het leven. We konden goed praten. Zij had de levenshouding: een nieuwe dag brengt een nieuwe kans om er iets van te maken. Dat neem ik dankbaar mee van haar.

Toen ik eens een zwaar auto-ongeval had, en in de seconden voor de crash dacht dat het met mij gedaan was, heb ik mijn mama geroepen. De verbondenheid met je mama blijft iets bijzonders, hoe oud je ook wordt.’

Stommiteiten begaan

Twintig jaar geleden werd Wim Willaert zelf vader. ‘Na de geboorte van Zeno, de oudste, ging ik naar buiten en keek ik naar boven. Ik zag mijn grootvader, vader, mezelf en mijn zoon. Ik was een schakel in de ketting. Schoof op in de rij van de generaties. Ik besefte ook dat je elk moment maar één keer meemaakt. Het leven gaat voort. Er kwam een soort rust over me.

Ik had nog niet veel werk toen Zeno (20) en Lisa (14) klein waren en heb veel met hen gespeeld. Meedoen met wat zij graag doen, oprechte aandacht geven en niet boven, maar naast hen staan als gelijkwaardige personen, zo moet je met kinderen omgaan, vind ik. Als ik hen na school ophaalde, vroeg ik: “Hoe is het met jou?” en we babbelden. Bij veel ouders is het: “Neem je boekentas, maak voort!” Of ze praten met de juf en als de kleine aandacht vraagt, wordt hij berispt: “Mama is aan het praten.” Praten moet je niet met de juf doen, maar met je kind.

Als Zeno als éénjarige wat huilerig was, vroeg ik: “Heb je een existentieel momentje, Zenootje?” Tegen dat hij drie was zei hij: “Essenseel moment.” Gaandeweg konden we daar echt over praten. Je moet een kind niet betuttelen. Als ik kwaad ben, zeg ik niet: “Papa voelt zich een beetje kwaad.” Dat is flauwekul. Dan ben ik gewoon kwaad. Wij praten over alles. Ik heb hen ook duidelijk gemaakt dat fouten maken niet erg is. Daar leer je het meeste van. Ik bega ook stommiteiten. Ouders die het allemaal weten en perfect doen, of die schijn ophouden, moeten niet verbaasd zijn dat hun pubers niet meer met hen praten.

Ik ga graag mee in de leefwereld van Zeno en Lisa. We gamen samen, bijvoorbeeld. Scholen zouden dat ook moeten doen. In een game waar geschiedenis aan bod komt, zitten wellicht historische onwaarheden, maar dat is geen reden om te zeggen: “Komt de klas niet in!” Geef leerlingen een half uur om er minstens één historische fout uit te halen. Ongelooflijk leerrijk.’

LEES OOK > Adviezen voor ouders van tieners die gamen

Het failliet van een liefde

Zeven jaar geleden scheidde Wim van de mama van zijn kinderen. Zeno en Lisa verblijven de helft van de weekends en schoolvakanties bij hun vader.

‘Ik ga graag mee in de leefwereld van Zeno en Lisa. We gamen bijvoorbeeld graag samen.’

‘Lisa was zeven toen we uit elkaar gingen. Hoe leg je aan zo’n jong kind het failliet van een liefde uit? Dat kon ik niet. Met Zeno kon ik er wel over praten en intussen ook met Lisa. Ik zeg geen kwaad woord over hun mama en zij doet dat ook niet over mij. Je gezin dat uiteenvalt, het blijft moeilijk. Dat netwerkje van verbinding waar iedereen uit vertrok en telkens weer naar terugkeerde, is weg. Ik maakte graag de maaltijden klaar. En ik mis de momenten samen aan tafel na een werk- of schooldag. In hun boterhamdoos voor op school stak ik altijd een kleine verrassing. Die dagelijkse dingen zijn weg.

De band met de kinderen blijft gelukkig wel. Het zijn fantastische mensen. Mijn droom voor hen is dat ze hun dromen waarmaken. Soms maak ik me wel zorgen over hoe het hen in relaties zal vergaan en met welke klimaatgevolgen zij te maken zullen krijgen. Ook de verrechting van de samenleving is geen mooi toekomstbeeld. Maar ze zullen hun weg wel vinden, denk ik.’

Meer lezen

In zijn boek ‘Over wolken’ (Borgerhoff & Lamberigts, 2022) schrijft Wim Willaert over wolken als mateloos fascinerende verschijnselen. Hij ziet wolken ook als een metafoor voor hoe zijn brein en dat van andere mensen met ADHD werkt: altijd in beweging en veranderend, niet in een hokje te vatten. Het boek is een ode aan creativiteit en een pleidooi om out-of-the-box-denken te omarmen.

Foto’s: Kristof Ghyselinck

Dit artikel verscheen in maart 2024 in De Bond, het ledenblad van de Gezinsbond. De Bond kan ook bij jou (gratis!) in de bus vallen. Het enige wat je hoeft te doen, is lid worden. Nieuwtjes en activiteiten van de Gezinsbond meevolgen kan ook via FacebookTwitter en Instagram.

Gepubliceerd op: 15/03/2024