Gender en seksuele oriëntatie, het heeft nét iets meer om het lijf dan het traditionele plaatje van ‘man plus vrouw’. Want dat keurslijf past heel veel mensen niet. Maar hoe zit het met al die verschillen, en hoe ga je er respectvol mee om? En is het onderwerp ook iets voor kinderen? Olivia Wittock, beleidsmedewerker welzijn en directe sociale omgeving bij Çavaria, de Vlaamse belangenverdediger van LGBTI+ mensen, maakt ons wegwijs in de wereld van LGBTQI+.
Ik val maar meteen met de deur in huis. De ‘nieuwe’ wereld van de genderdiversiteit is best verwarrend voor veel mensen. LGBTQI+, het is een hele mondvol.
Olivia Wittock: ‘Er zijn inderdaad veel letters, en het acroniem evolueert ook. Soms komen er letters bij, en niet iedereen gebruikt al die letters. Het is ook niet erg als je niet elke letter of afkorting kent. Als je iets niet weet — en dat geldt voor alles rond genderidentiteit en seksuele oriëntatie — vraag het gewoon aan de persoon in kwestie en luister.
Je hoeft niet alles te weten om een goeie bondgenoot te zijn. Je hoeft niet te weten wat de Q voor elk individu betekent. Maar als een kind of kleinkind vertelt ‘Kijk, dit is hoe ik me voel’, maak dan vooral duidelijk dat je luistert. Misschien begrijp je nog niet zo goed hoe het zit, maar zeg dat dan gewoon. Vraag wat tijd om informatie op te zoeken. Je kunt steun geven aan je (klein)kind zonder al alles te weten.
En waarom er zoveel letters zijn? Dat gaat over representatie, en door representatie proberen we de aanvaarding in de maatschappij te versterken. Door ook bijvoorbeeld de T van trans en de I van intersekse toe te voegen tonen we aan dat ook hun rechten van belang zijn. Daarom is het goed als het acroniem uitbreidt.’
LEES OOK > Van ‘Huh?’ naar ‘Aha!’: de betekenis achter LGBTQI+
Jullie nemen bij Çavaria de Q van queer niet op?
‘Nee, wij gebruiken de + omdat het steeds evolueert, en wij willen voor iedereen inclusief zijn. Iedereen die zich niet identificeert als hetero en/of cis (waarbij je genderidentiteit overeenkomt met je geboortegeslacht, nvdr), kan zich bij Çavaria onder die + vinden.
Op dit moment gebruiken wij LGBTI+ omdat die term het beste aanleunt bij onze beleidsonderwerpen. Maar misschien wil de community in de toekomst die Q er wel expliciet in, of de A van asexual, dus dan verandert het weer. Binnenkort doen we hier weer een bevraging rond, want we vinden het belangrijk dat de community zich goed voelt bij het letterwoord dat we gebruiken.’
De A an Asexual zie je ook niet zo vaak…
‘Dat klopt, maar het bewustzijn daarrond is wel aan het groeien. Het is ook wel een belangrijke oriëntatie, die voor heel veel mensen een grote impact heeft op hun leven en waarrond de acceptatie nog een pak beter kan. Er is nog heel veel onwetendheid over. We proberen het bij Çavaria dan ook genoeg aandacht te geven, bijvoorbeeld op Asexuality Day.
‘Door al die aandacht voor LGBTI+ kun je het welzijn van een grote groep mensen vergroten. Waarom zou het dan negatief zijn als het wat vaker aan bod komt op Ter Zake of in soaps?’
Ook non-binariteit is nog heel slecht bekend. (Non-binaire personen zijn mensen die zich niet thuis voelen in het hokje man/vrouw, nvdr.) Het botst ook op meer verzet omdat mensen het moeilijker kunnen begrijpen dan bijvoorbeeld seksuele oriëntatie. Dat komt doordat we graag categoriseren: lesbisch en homoseksueel, dat past binnen het stramien dat we kennen, maar een non-binair persoon bevindt zich over de grenzen van de vakjes heen.
Wat wel goed is om te beseffen: er is altijd al sprake geweest van zulke genderdiversiteit. In heel wat maatschappijen wereldwijd, zoals in India en in Mexico, is er altijd een derde gender geweest. En ook in Europa was het bekend — tot de Kerk op een bepaald moment de wereld heel erg binair, in man/vrouw, is gaan benaderen. Daarom voelt het nu misschien ‘nieuw’ aan, terwijl het eigenlijk van alle tijden is.’
Zijn de categorieën in het acroniem LGBTQI+ allemaal duidelijk omlijnd, waardoor iedereen de ‘letter’ vindt waaronder die past? Of heeft het letterwoord ook voor mensen in de community soms wat weg van vakjesdenken?
‘Dat is niet echt een issue, maar het klopt wel dat het fluïde is. Seksualiteit, genderidentiteit en genderexpressie liggen niet vast voor het leven. Het is iets vloeiends voor heel veel mensen. De community zit trouwens ook niet op één en dezelfde lijn.
Die hokjes zijn voor sommige mensen op sommige momenten in hun leven een veilige ruimte. Dat kan veel rust geven. Op een bepaald moment ontdekken ze misschien dat ze toch niet zoveel nood hebben aan dat label. Iedereen is daar vrij in. Daarom is die + ook zo goed: niet iedereen weet exact hoe die zich voelt. En dat is ook helemaal oké.
De hoop is natuurlijk dat er op een goeie dag geen acroniem meer nodig is, dat iedereen gewoon kan zeggen ‘Ik ben vandaag met die persoon samen’ of ‘Ik kleed me vandaag zo’. Maar vandaag is het echt wel nuttig, ook voor de belangenbehartiging.’
LEES OOK > Transgender Infopunt: ‘Grotere aanvaarding trans personen geen overbodige luxe’
Zijn er dingen die als beledigend worden ervaren in je taalgebruik, gevoeligheden waar we rekening mee kunnen houden?
‘Het is natuurlijk persoonlijk — iedereen is anders — dus het is best om gewoon te vragen hoe iemand graag aangesproken wordt. Eigenlijk kan alles wat je zomaar aanneemt op basis van hoe iemand eruit ziet, beledigend zijn. Maar er zijn wel wat termen die je best vermijdt.
Iemand met intersekse-variatie ‘hermafrodiet’ noemen is not done. En ‘transseksueel’ is voor trans personen ook een triggerende term, op dezelfde manier als dat je een homoseksuele man ook geen ‘jeanet’ noemt. Hoe iets overkomt heeft ook veel te maken met hoe bepaalde termen gebruikt zijn in de geschiedenis.
De connotatie die LGBTI+ personen hebben, verschilt van persoon tot persoon — en van generatie tot generatie. Dus: vraag gewoon hoe die persoon zichzelf ziet, en gebruik dan die term. Dat klinkt als veel moeite, maar eigenlijk is het iets heel simpels.’
En als iemand doorheeft dat je moeite wil doen, dan is het wellicht niet zo erg als je je een keertje mist?
‘Ja, inderdaad. Het overkomt mij zelf ook wel eens dat ik non-binaire vrienden misgender, en dan zeg ik gewoon ‘Oei, sorry’ en dan is dat ook over. Ze weten dat ik hun identiteit erken, en hen zie als non-binaire persoon. En dat doet veel.
Maar onderschat niet hoe groot de impact is van ons taalgebruik op onze denkpatronen en op ons gedrag. We gebruiken onze taal om een realiteit te benoemen. En bepaald taalgebruik bevestigt vooroordelen en uitsluitingsmechanismen die bestaan in de samenleving. ‘Dames en heren’ zeggen kan voor non-binaire personen overkomen als hen uitsluiten.
Taal evolueert, en het is niet onlogisch dat het wat tijd kost voor iedereen mee is, maar aanvaarding en erkenning via taal hebben een enorme impact op het welzijn en de gezondheid van LGBTI+ personen, zo blijkt uit onderzoek. Een afwijzende houding van je directe sociale omgeving — je familie, je vriendenkring, je voetbalploeg … — hangt samen met verhoogde risico’s op depressie, zelfmoord, en middelengebruik.
Het lijkt dus misschien iets kleins, die woorden, maar zeker voor kinderen is het echt cruciaal dat je hen als (groot)ouder erkent in je taalgebruik. Het is bepalend voor hun zelfbeeld, en kan een grote impact hebben op hoe ze in de toekomst in het leven zullen staan.
Het valt op dat ook de overheid ook nog veel te leren heeft: hoe vaak wordt op documenten en websites niet gevraagd om je te identificeren als ‘Man’ of ‘Vrouw’ — of eventueel ‘Andere’. En eigenlijk is het in de meeste gevallen niet nodig om daarnaar te vragen. Bij onderzoek en voor medische dossiers kan het wel relevant zijn. Maar dan nog kan het ook op een andere manier bevraagd worden dan met M/V/X. Want op die manier is het een soort uitsluitingsmechanisme.
De norm in onze maatschappij is nog steeds man/vrouw en heterokoppels, op alle vlakken: op school, bij speelgoed, hoe we mensen in bepaalde jobs sturen, hoe we bepaalde karaktertrekken bij vrouwen waarderen en bij mannen niet en omgekeerd.
‘Op 2-3 jaar zijn kinderen zich al bewust van hun geslacht, en op 4-5 jaar zien ze al genderstereotypen: ah, meisjes gedragen zich zo’
Ook de hele discussie over genderregistratie, op de identiteitskaart bijvoorbeeld, moet nog verder gevoerd worden; en ook dat heeft verschillende kanten. Voor veel non-binaire personen zou het rust geven als dat lettertje verdwijnt, maar bijvoorbeeld voor trans personen is net die M of V na een geslachtsveranderende operatie heel positief. Het is een erkenning na alle moeite die ze ervoor hebben gedaan. De discussie moet verder gaan dan ‘We halen die classificatie er overal af’, maar het is wel een discussie die gevoerd moet worden, en dat gebeurt ook op dit moment.’
LEES OOK > Weg met het hokjesdenken: dromen van een toekomst zonder genderlabels
En hoe kan je op vlak van speelgoed openheid creëren en genderstereotypen doorbreken?
‘Laat het duidelijk zijn: het is helemaal niet erg als je kleindochter met poppen speelt. En er is helemaal niks mis mee dat jongens graag voetballen. Je moet ook niets opdringen. Laat je (klein)kind doen, laat de keuze vrij. Het is vooral belangrijk welke waarden je doorgeeft.
Je kunt er wel op letten of je bepaald gedrag aan het versterken bent. Als je tegen een meisje kunt zeggen ‘Oh, je speelt zo lief met die pop’, dan kun je dat net zo goed tegen een jongen zeggen. In de maatschappij zijn we bepaalde eigenschappen gaan plakken op jongens en mannen, en andere op meisjes en vrouwen — en dat is gewoon niet relevant. Elk kind is anders, en heeft andere karaktertrekken.
Het is dus het bevestigen van stereotypen dat je moet vermijden. Dat is een denkpatroon waar je wel bewust mee bezig kunt zijn.’
Los van gender is het sowieso interessant om de wereld van je kind open te trekken en de aandacht te vestigen op iets dat anders is dan wat je kind gewoon is. Ook kinderboeken die heel inclusief zijn kunnen het verschil maken. Voor peuters en kleuters is vooral de Lou-reeks een aanrader.’
LEES OOK > Met je peuter praten over seks: ja, daar is het nu al tijd voor
Waarschijnlijk bereik je nog het meest door het goeie voorbeeld te geven?
‘Je bent inderdaad zelf het beste rolmodel voor je kind.
Er wordt ook wel eens gezegd: beginnen we er niet te vroeg mee, zijn die kinderen niet te jong? Ik denk het niet, want kinderen zijn zich wel degelijk bewust van hun eigen lichaam. En je praat toch ook met je kinderen over andere — soms moeilijkere — thema’s. Dus waarom niet over de verschillende vormen van iemand graag zien, hoe iemand kan zijn. Je mag kinderen ook niet onderschatten.
Het probleem is misschien ook soms dat mensen seksuele oriëntatie koppelen aan seksuele actie, en dat ze dat daarom niet met kinderen durven te bespreken. Maar dat is niet zo. Je kunt het met je peuter bijvoorbeeld net zo goed hebben over een vriendje als over een vriendinnetje.’
Het is dus niet zo dat ze beïnvloed gaan worden doordat jij iets zegt, en er te veel over gaan nadenken?
‘Het idee van ‘laat kinderen kinderen zijn’? Dat vind ik heel interessant, want genderontwikkeling gebeurt sowieso, het is een proces dat je niet kunt tegenhouden. Onze maatschappij is nu eenmaal nog steeds erg binair ingericht. Niemand wil je kind LGBTI+ ‘maken’. en dat kan ook niet. Hoeveel je er ook over praat, je hebt geen invloed op iemands genderidentiteit of seksuele oriëntatie.
Maar als je kind LGBTI+ is, dan is het wel belangrijk je kind ook zichzelf mag zijn, zéker thuis in de vertrouwde omgeving.
Genderontwikkeling gaat door verschillende fasen. Op 2-3 jaar zijn kinderen zich al bewust van hun geslacht, en op 4-5 jaar zien ze al genderstereotypen: ‘ah, meisjes gedragen zich zo’. Dan kan je wel zeggen: ‘Kijk, de meisjes in je klas doen misschien zus of zo, maar jij kunt het ook anders doen’. Je kunt er op een positieve manier over babbelen. In die fase kunnen kleuters trouwens ook al gendervariante gevoelens uiten. Je hoeft dat dan niet te bevestigen of te ontkennen, zolang je maar luistert en aangeeft dat het oké is.
Van 6 tot 10 beginnen kinderen echt te snappen dat een meisjeslichaam zus zal worden, en een jongenslichaam zo. Dan beginnen ze de normen die ze rond zich zien te internaliseren. Ze gaan geslacht zien als iets onveranderlijks, en gaan voor het eerst een onderscheid maken tussen hun lichaam en hoe ze zich voelen in die fase.
Sommige kinderen die onder de trans-paraplu vallen, gaan zich terugtrekken, of willen graag anders genoemd worden, of hebben verdriet als dat niet geaccepteerd wordt. In die fase kun je alleen maar je (klein)kind steunen en zeggen: ‘Het maakt niet uit, ik zie je graag’. Die gevoelens kunnen ook nog veranderen natuurlijk.
De puberteit is voor veel trans kinderen wel een kantelpunt waarop het lastig wordt. Wat je ook doet, jij kunt niet veranderen wat je kind voelt — maar wel hoe die zich daarbij voelt, en hoe die later in het leven zal staan. Dus maak het bespreekbaar en creëer een open klimaat.’
LEES OOK > Mentale gezondheid bij tieners: tips van Lex en Miel
Wat te denken van geslachtsoperaties, hormonenkuren, en puberteitsremmers? Zijn kinderen niet te jong voor zo’n ingrijpende, onomkeerbare behandelingen?
‘Ik begrijp dat sommige mensen zich daar zorgen over maken, maar in België is dat niet nodig. De procedures hier zijn zeer goed. Eerst en vooral is er lang voorafgaand psychologische begeleiding, van 10 tot 20 sessies. Er wordt echt niet ondoordacht ingegrepen. Pas als een hele procedure is doorlopen, kunnen puberteitsremmers aangeboden worden.
Het percentage trans personen dat achteraf spijt heeft, is bijzonder klein. Het is goed dat ook zij met hun verhaal naar buiten komen — dat mag zeker gehoord worden — maar de meesten zijn echt tevreden. Het feit dat die behandelingen bestaan is iets wat we alleen maar kunnen toejuichen. Zo kunnen meer mensen zichzelf zijn en vrij zijn.
Momenteel zijn de wachtlijsten enorm lang, en dat is problematisch. Zolang mensen niet kunnen beginnen aan een zorgtraject lopen zij een hoger risico op zelfdoding en mentale problemen. Het is dan ook aan ons om voor toegankelijke en inclusieve zorg te blijven ijveren.’
LEES OOK > Jens maakte de transitie van meisje naar jongen: ‘Nu weet ik wat gelukkig zijn is’
In onze enquete over LGBTQI+ bij grootouders hoorden we meer dan eens dat het thema tegenwoordig wel heel veel in de media komt. Als je gewoon man of vrouw bent, lijk je al bijna de uitzondering. Dat roept bij sommigen wat weerstand op.
‘Het feit dat LGBTI+ meer zichtbaar is, en dat er meer positieve beeldvorming is, is alleen maar goed. Representatie is superbelangrijk, zeker voor jonge mensen. Het is moeilijk precieze cijfers te verzamelen, maar we gaan ervan uit dat 1 op de 10 ergens onder de paraplu zit. Dat is zeker niet meer dan vroeger, maar ze durven er makkelijker voor uitkomen, en dat is zeker te danken aan die representatie.
Heel veel mensen hebben op de barricades gestaan, bijvoorbeeld op de Prideparade. Daardoor staan we nu waar we staan, op de schouders van vorige generaties. Maar de strijd is zeker nog niet gestreden: LGBTI+ personen zijn nog steeds vaak het slachtoffer van mentaal en fysiek geweld. Iedereen die zich durft te outen is dus erg dapper.
We moeten daarom blijven inzetten op het maatschappelijk draagvlak, en daarvoor is die representatie en media-aandacht nodig.
Ik begrijp wel dat het voor sommigen wat onwennig is, want historisch gezien is de hele maatschappij gebouwd rond de heteroman. Die is altijd in controle geweest van de publieke ruimte. De autogordel is vroeger bijvoorbeeld alleen getest op het mannenlichaam, en daardoor raken vrouwen nu nog steeds zwaarder gewond in auto-ongelukken.
‘Het lijkt misschien iets kleins, die woorden, maar zeker voor kinderen is het echt cruciaal dat je hen als (groot)ouder erkent in je taalgebruik’
Wat belangrijk is om te onthouden: het is niet omdat anderen meer rechten krijgen, dat jij minder rechten hebt. Het is niet omdat twee mannen met elkaar mogen trouwen, dat een heterokoppel niet meer mag trouwen. Door al die aandacht voor LGBTI+ is er kans om het welzijn van een grote groep mensen te vergroten. Waarom zou het dan negatief zijn als het wat vaker aan bod komt op Ter Zake of in soaps?
Wat gezien wordt als normaal, is cultureel bepaald, en het is ook altijd in evolutie. Het vraagt nu een beetje aanpassingswerk, en het is even wennen, maar het kan echt zo’n impact hebben. Bovendien: het is een privilege dat je daar nog nooit over hebt moeten nadenken. Heel onze maatschappij is in traditionele rollen opgedeeld en het loont de moeite om erbij stil te staan hoe het voelt als je daar niet in past.
Daarom is het goed dat er nu zoveel aandacht naar gaat, want door die representatie kunnen mensen erover praten. En als jonge mensen zien dat er rolmodellen zijn, dan is dat goed voor hun mentaal en emotioneel welzijn.’
LEES OOK > LGBTQI+ … wat denken grootouders daarover?
Een pleidooi voor inlevingsvermogen dus.
‘Ja, klopt. Het is misschien niet voor iedereen allemaal even makkelijk te begrijpen, maar opnieuw, het belangrijkste is: stel vragen. Luister naar iemands verhaal, en probeer niet te oordelen, maar probeer voorbij de normen te kijken die je zijn aangeleerd door de maatschappij.
Natuurlijk is het een proces. En je hoeft ook niet op de Pride te gaan staan zwaaien met een vlag. Maar als je al gewoon de personen in je directe omgeving een warme en veilige plek kunt bieden en kunt helpen om zich goed te voelen, dan is dat al heel veel waard.’
Çavaria is de Vlaamse belangenverdediger van LGBTI+ mensen en koepel van LGBTI+ organisaties.
De Gezinsbond wil werk maken van een maatschappelijk draagvlak rond vrije keuze in gender en seksualiteit. We zijn ervan overtuigd dat je goed voelen thuis begint. Meer over het onderwerp lees je in ons dossier Alle liefs voor M/V/X.
Van maandag 20 tot vrijdag 24 maart 2023 is er de Regenboogweek, georganiseerd door Vief vzw Seniorenknooppunt i.s.m. de RainbowAmbassadors.
Volg de Gezinsbond ook op Facebook, Twitter en Instagram om op de hoogte te blijven van nieuwtjes en activiteiten. Lid worden van de Gezinsbond kan hier.
Gepubliceerd op: 12/12/2022, laatste update op: 27/01/2023Tags: genderbewust opvoeden